Het oordeel van het gerechtshof Amsterdam dat de aanschafkosten van een zogeheten Hudsonbike (een volledig elektrisch aangedreven fiets die ook werkt zonder trapondersteuning) niet als specifieke zorgkosten aftrekbaar zijn van de inkomstenbelasting, blijft in stand. Dat heeft de Hoge Raad vandaag bepaald.
In de betreffende zaak was een Hudsonbike aangeschaft voor een patiënte met een longziekte. Haar man, de belanghebbende, wilde dit bedrag als specifieke zorgkosten aftrekken van de inkomstenbelasting.
Bepaalde uitgaven wegens ziekte of invaliditeit zijn als specifieke zorgkosten aftrekbaar. Zo komen kosten voor aangeschafte hulpmiddelen voor aftrek in aanmerking indien het hulpmiddel een bijzonderheid bezit die meebrengt dat het hoofdzakelijk wordt gebruikt door zieke en/of invalide personen of een (door de ziekte of invaliditeit aangetaste essentiële) lichaamsfunctie kan overnemen.
De Inspecteur Belastingdienst ging niet akkoord met de aftrek van de aanschafkosten van de Hudsonbike. Tegen dat besluit ging de belanghebbende vergeefs in bezwaar en beroep. Het gerechtshof in Amsterdam bepaalde in hoger beroep dat de aanschafkosten niet als bijzondere kosten aftrekbaar zijn. Het hof oordeelde dat een dergelijke fiets geen bijzondere kenmerken bezit die meebrengen dat deze hoofdzakelijk wordt gebruikt door zieke en/of invalide personen. Verder heeft het hof geoordeeld dat de Hudsonbike geen lichaamsfunctie overneemt maar juist de functie van een normale fiets. Dit maakte, volgens het hof, dat de aanschafkosten van de fiets geen specifieke zorgkosten zijn en daarmee niet aftrekbaar.
De belanghebbende was het hiermee niet eens en stelde beroep in cassatie in.
In cassatie kijkt de Hoge Raad of het hof het recht juist heeft geïnterpreteerd en toegepast en of het zijn uitspraak voldoende heeft gemotiveerd. De Hoge Raad gaat daarbij in principe niet in op de feiten, maar bewaakt de rechtseenheid en de rechtsontwikkeling. Wanneer een cassatieberoep daaraan niet bijdraagt of is gericht tegen een oordeel van feitelijke aard, kan de Hoge Raad het cassatieberoep met een zogenoemde art. 81-RO-afdoening ongegrond verklaren. Dat heeft de Hoge Raad in deze zaak gedaan. Dat betekent in dit geval dat de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam in stand blijft en de belanghebbende de aanschafkosten van de Hudsonbike niet kan aftrekken.
Bron: Rechtspraak
1