Aparte rechtbanken die conflicten tussen bedrijven en overheden over investeringen in Canada en de EU moeten beslechten zijn niet in strijd met het Europees recht. Dat stelt de advocaat-generaal van het Europees Hof van Justitie over het nog op te richten Investment Court System (ICS), zoals dat in het vrijhandelsverdrag CETA is afgesproken.
De EU en Canada konden het CETA-akkoord in oktober 2016 pas ondertekenen nadat de Belgische regering had toegezegd het EU-hof te zullen raadplegen over het nieuwe geschillensysteem. De regering van Wallonië dreigde anders het verdrag tegen te houden. Het Franstalige deel van België heeft onder meer zorgen over de bevoegdheid en macht van de aparte investeerdersrechtbanken.
Het hof doet later uitspraak maar volgt vaak het advies van de advocaat-generaal. Het CETA-verdrag is vanwege de door België aangespannen zaak sinds september 2017 slechts deels van kracht. Als alle parlementen in de EU het ICS-deel goedkeuren kan CETA formeel in werking treden.
Het CETA-verdrag gaat veel verder dan het afschaffen van vrijwel alle importheffingen op goederen en diensten. Ook zijn er afspraken over de bescherming van werknemers, milieu en intellectueel eigendom. Buitenlandse investeerders moeten gelijk behandeld worden als investeerders uit eigen land en hebben bijvoorbeeld recht op schadevergoeding bij onteigening. Bij conflicten kunnen investeerders naar een speciale rechtbank stappen, het ICS.
Tegenstanders vrezen met de invoering van het ICS dat overheden uit angst voor claims van investeerders bijvoorbeeld ambitieuze milieuwet- en regelgeving laten varen.
Bron: ANP
Informatiesoort: Nieuws