Rechtbank Gelderland heeft op 21 april 2017 een uitspraak gedaan die met name relevant is voor gemeenten die onroerend goed gratis verhuren. Daarnaast kan de uitspraak ook relevant zijn voor andere verhuurders of beleggers die met enige regelmaat ruimten ‘om niet' ter beschikking stellen.

De zaak van 21 april

Deze zaak betreft een geschil tussen een gemeente en de Belastingdienst over het recht op aftrek van btw voor een sportaccommodatie. De gemeente stelt de sportaccommodatie tijdens schooluren om niet ter beschikking aan basisscholen (voor de btw een niet-economische activiteit) en buiten schooluren tegen betaling van een vergoeding aan sportverenigingen (voor de btw een economische activiteit, belast met 6% btw). Buiten schooluren staat de sportaccommodatie bovendien gedurende een aantal uren leeg.
 
Bij het vaststellen van het recht op aftrek van btw is in geschil of de leegstandsuren wel of niet tot het economische gebruik mogen worden gerekend. Zo ja, dan leidt dit tot een hoger aftrekrecht.
 
De rechtbank stelt in de eerste plaats vast dat de Nederlandse wetgeving niet voorziet in een regeling om een verdeelsleutel tussen niet-economische en economische activiteiten vast te stellen. Daarom valt de rechtbank terug op de standaard regels. Omdat het gebruik door basisscholen geen omzet oplevert, is het niet mogelijk om bij de omzetverhouding aan te sluiten. Daardoor blijft een verdeling op basis van werkelijk gebruik over. Op grond van een eis van het Europese Hof van Justitie, dat de berekeningsmethode objectief moet weergeven hoe de kosten werkelijk kunnen worden toegerekend, stelt de rechtbank vast dat de leegstandsuren niet mogen worden meegenomen. Leegstand is namelijk geen objectief gebruik en is slechts een weergave van de wens (subjectief) van de gemeente om de sportaccommodatie te verhuren. Bovendien acht de rechtbank het niet aannemelijk dat, gelet op de gegadigden in de markt, de leegstandsuren ook daadwerkelijk worden ingevuld. De conclusie is dat alleen de werkelijk verhuurde uren het aftrekrecht bepalen.

Wat betekent dit voor de praktijk?

Baker Tilly Berk denkt dat deze uitspraak niet te ruim moet worden uitgelegd. Het lijkt er dus op dat deze uitspraak niet hoeft te leiden tot wijzigingen in het aftrekrecht.
 
Exploitatiekosten versus herziening
In de eerste plaats ziet deze uitspraak uitsluitend op de aftrek van btw op exploitatiekosten en dus niet op de eventuele herziening van investerings-btw. De mate van aftrek van btw bij aanschaf of bouw van een sportaccommodatie wordt in beginsel eenmalig vastgesteld, namelijk bij ingebruikname van de accommodatie. Volgens de jurisprudentie mag deze verdeelsleutel op een later moment niet meer worden aangepast. In de praktijk zien we overigens dat gemeenten afwijkende afspraken met de Belastingdienst maken, vaak inhoudende dat het aftrekrecht gedurende de herzieningsperiode (tien jaar) mee beweegt met de verhouding in het gebruik voor niet-economische en economische activiteiten.
 
Btw-vrijgestelde of btw-belaste verhuur
In de tweede plaats is deze uitspraak volgens ons alleen relevant voor de verdeelsleutel tussen niet-economisch gebruik en economisch gebruik. Ons inziens is deze uitspraak niet van toepassing op de verdeelsleutel tussen btw-vrijgesteld en btw-belast gebruik. De Hoge Raad heeft immers al in 2014 geoordeeld dat leegstand geen gebruik is voor btw-vrijgestelde doeleinden. Vrij vertaald merkt de Hoge Raad leegstand aan als belast gebruik waarvoor aftrekrecht bestaat. Dus leegstand verhoogt de verdeelsleutel voor het aftrekrecht.

Tot slot

Aldus concludeert Baker Tilly Berk dat leegstand nog steeds kan leiden tot aftrekrecht, mits de leegstand (realistisch) kan worden ingevuld met btw-belaste exploitatie. In zoverre verandert er niets door deze uitspraak van de rechtbank. Dit moet echter per specifieke situatie worden vastgesteld. 
 
Myrthe Hinskens, adviseur bij de btw-adviesgroep van Baker Tilly Berk
 
 

Bron: Baker Tilly Berk

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Omzetbelasting

1

Gerelateerde artikelen