De Wet VPB is recentelijk 'verrijkt' met nieuwe bepalingen waarbij de balans zoek is. In een column voor Weekblad Fiscaal Recht beschrijft auteur Arco Bobeldijk drie voorbeelden die volstrekt onredelijk en in strijd met de totaalwinstgedachte kunnen uitwerken: de earningsstrippingmaatregel, het nieuwe achtste lid van de artikel 10a-renteaftrekbeperking en de nieuwe verliesverrekeningsregels. Gemeenschappelijke deler? Er kan meer winst worden belast dan door een belastingplichtige wordt behaald.
Rare effecten
Het eerste voorbeeld dat Bobeldijk aanhaalt is de per 1 januari 2019 ingevoerde earningsstrippingmaatregel. Deze kan rare effecten opleveren in geval van voortgewentelde rente. In het meest ongunstige geval kan er toch belasting verschuldigd zijn ondanks dat de totaalwinst nihil bedraagt. Dat komt omdat er geen automatische saldering van voortgewentelde rentelasten met rentebaten in latere boekjaren plaatsvindt. De voortgewentelde rente kan in het volgende jaar slechts worden afgetrokken voor zover het saldo aan rente in dat jaar lager is dan 30% van de gecorrigeerde winst (EBITDA) of € 1 miljoen.
Onredelijke uitwerking
Ook het sinds dit jaar ingevoerde achtste lid van de 10a-renteaftrekbeperking kan zéér onredelijk uitwerken. Dit achtste lid regelt kort gezegd dat als de renteaftrekbeperking tot een voordeel leidt, dit voordeel dan gewoon belast is.
Aan de hand van een voorbeeld laat Bobeldijk de onredelijke uitwerking van deze aanscherping zien:
‘Indien in een jaar een valutaverlies wordt behaald, is dat verlies op grond van art. 10a Wet VPB 1969 niet aftrekbaar. Als het jaar daarna de valutakoers weer op het oude niveau komt, wordt in dat jaar een bedrag aan winst behaald gelijk aan het verlies van het jaar daarvoor. Die winst is vervolgens belast, omdat er voor valutawinsten geen vrijstelling meer geldt. Per saldo is op de schuld dus geen valutaresultaat behaald en toch moet er belasting worden betaald over de valutawinst (beter gezegd: de terugname van het verlies) in het tweede jaar.’
“De staatssecretaris is op deze onredelijke uitwerking gewezen,” zegt Bobeldijk. “De staatssecretaris vond dit geen probleem omdat sprake is van een antimisbruikmaatregel. Alsof antimisbruikbepalingen niet proportioneel behoren te zijn…”
Verliesverrekeningsbeperking
En dan de nieuwe verliesverrekeningsregels die ingaan per 1 januari 2022. Verliezen (zowel voorwaarts als achterwaarts) zijn dan nog slechts tot een bedrag van € 1 miljoen aan belastbare winst volledig verrekenbaar en bij een hogere winst slechts tot 50%. Het restant schuift met eenzelfde temporisering door naar een volgend jaar. In zijn WFR-column laat Bobeldijk zien dat ook deze verliesverrekeningsbeperking kan leiden tot een belastingheffing over een groter bedrag dan de totaalwinst.
Wie pakt de handschoen op?
De Tweede Kamer zou niet akkoord moeten gaan met bepalingen die volstrekt onredelijk kunnen uitwerken, vindt Bobeldijk. In zijn WFR-column draagt hij oplossingen aan. Zo kan bijvoorbeeld voor de earningsstrippingmaatregel worden bepaald dat het voortgewentelde saldo aan rente in het volgende jaar als rentelast wordt aangemerkt. “En nu afwachten of de Staatssecretaris of de Tweede Kamer de handschoen oppakt,” sluit Bobeldijk zijn column af.
------------------------------------------
Lees het hele commentaar in Weekblad Fiscaal Recht WFR 2021/61
Bron: Redactie TaxLive
Informatiesoort: Nieuws, Navigatornieuws
Rubriek: Vennootschapsbelasting