Het Europese Hof van Justitie heeft eerder geoordeeld dat de heffing van Nederlandse dividendbelasting bij buitenlandse beleggers in strijd is met het Europees recht, indien de belastingdruk hoger is dan voor een Nederlandse belegger. Op 4 maart 2016 heeft de Hoge Raad definitief uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij prof. mr. Gerard Meussen en Tax Partner Niek de Haan als belastingadviseurs betrokken zijn.
Heffingsvrije vermogen
Om te bepalen of de dividendbelastingdruk hoger is, moet een vergelijking worden gemaakt met de heffing over het dividend bij een Nederlandse belegger. Hierbij moeten ook de box 3-heffing voor alle aandelen in Nederlandse vennootschappen in een kalenderjaar in aanmerking worden genomen onder toekenning van het heffingsvrije vermogen.
Voor wat betreft het heffingsvrije vermogen heeft de Hoge Raad zich gebogen over de vraag of het gehele heffingsvrije vermogen moet worden toegekend of slechts gedeeltelijk. Het gaat er dan om of het heffingsvrije vermogen naar rato van het totale vermogen van de buitenlandse belegger moet worden toegekend.
Standpunt BDO
BDO heeft altijd betoogd dat het gehele heffingsvrije vermogen in aanmerking moet worden genomen voor de vergelijking. De vergelijking vindt namelijk plaats in het kader van de dividendbelastingdruk die op de buitenlandse belegger rust. Het overige vermogen van de buitenlandse belegger is niet onderworpen aan de dividendbelasting en moet als zodanig buiten beschouwing worden gelaten. De Hoge Raad heeft het standpunt van BDO aanvaard en bepaald dat inderdaad met het gehele heffingsvrije vermogen rekening moet worden gehouden voor de vergelijking van de dividendbelastingdruk.
Niek de Haan is tevreden met de uitspraak van de Hoge Raad: Dit is een prachtige uitkomst voor iedere buitenlander die in Nederland investeert, waardoor Nederland weer aantrekkelijker wordt!
Bron: BDO
1