Op 1 januari 2014 moet het nieuwe belastingverdrag met Duitsland in werking treden. Een van de zaken die opvallen in vergelijking met het huidige verdrag, is het artikel over bestuurdersbeloningen. Het huidige verdrag kent namelijk geen specifieke bepaling voor dergelijke beloningen.
Bestuurdersbeloningen in huidig verdrag
Onder het huidige verdrag vallen bestuurdersbeloningen onder het gewone werknemersartikel. Dat betekent dat de beloning mag worden belast in het land waar de dienstbetrekking wordt uitgeoefend (het werkland). Echter, als:
de werknemer – kortgezegd – niet meer dan 183 dagen per jaar in het werkland verblijft, èn:
de beloning wordt betaald door een werkgever die niet in het werkland is gevestigd, èn:
de beloning niet ten laste komt van een vaste inrichting die de werkgever in het werkland heeft,
is het woonland van de werknemer heffingsbevoegd.
Bestuurdersbeloningen in nieuw verdrag
In afwijking hierop bepaalt artikel 15 van het nieuwe verdrag dat bestuurdersbeloningen mogen worden belast in de staat waar het uitbetalende lichaam is gevestigd. Met andere woorden, een beloning verkregen door een inwoner van Nederland in zijn hoedanigheid van bestuurder van een lichaam dat gevestigd is in Duitsland, mag voortaan in Duitsland worden belast – en vice versa. Waar de (bestuurs)werkzaamheden worden uitgeoefend, doet niet meer ter zake.
Lid van de raad van beheer
Het nieuwe artikel 15 geldt voor bestuurdersbeloningen en andere beloningen verkregen in de hoedanigheid van "lid van de raad van beheer". Hieronder vallen zowel personen aan wie de algemene leiding van het lichaam is toebedeeld ((statutair) directeuren/bestuurders), als personen aan wie het toezicht daarop is toebedeeld (m.n. commissarissen), maar ook personen die formeel niet als bestuurder zijn benoemd door een bevoegd orgaan, maar die feitelijk wel als bestuurder kunnen worden aangemerkt.
Voor wie niet?
Het artikel geldt echter niet voor een werknemer die weliswaar directeur wordt genoemd, maar die geen externe bevoegdheden heeft die kenbaar zijn in het Handelsregister (bijvoorbeeld een "commercieel directeur", "directeur binnendienst" e.d.). En het lijkt erop dat het nieuwe artikel 15 evenmin geldt voor de gewone arbeidsbeloning van een Geschäftsführer (maar wel voor de beloning voor zover die ziet op zijn statutaire (bestuurs)werkzaamheden – geheel duidelijk is dit nog niet). In die gevallen is het gewone werknemersartikel van toepassing.
Geen onderscheid statutair en informele bestuurders
Zoals gezegd maakt het huidige verdrag geen onderscheid in beloningen voor statutair bestuurders en beloningen voor "informele" bestuurders; beide soorten beloningen vallen onder het gewone werknemersartikel (zie hierboven). Het huidige verdrag kent wèl een specifieke bepaling (artikel 9, lid 4) voor leden van de raad van commissarissen en niet aan de bestuurstaak deel hebbende leden van soortgelijke organen. Net als bij een bestuurders- en commissarisbeloning onder het nieuwe verdrag, mag een beloning voor een commissaris onder het huidige verdrag worden belast in het land waar de rechtspersoon is gevestigd die de beloning uitbetaalt.
Conclusie
Invoering van het nieuwe verdrag heeft alleen consequenties voor statutaire bestuurdersbeloningen. Deze mogen in de toekomst worden belast in het land waar het bestuurde lichaam is gevestigd. Overigens zal ook onder het huidige verdrag belastingheffing nagenoeg altijd in dat land plaatsvinden. Immers, veelal zal niet kunnen worden voldaan aan de voorwaarde 2 in het gewone werknemersartikel, als hiervoor is vermeld. In zoverre zullen de gevolgen beperkt zijn.
Let wel: de bestuurder/commissaris moet de beloning ook aangeven in de aangifte in zijn woonland, doch de fiscus in het woonland dient een aftrek ter voorkoming van dubbele belasting te verlenen. Onder het huidige verdrag wordt deze aftrek berekend volgens de vrijstellingsmethode, onder het nieuwe verdrag volgens de verrekeningsmethode. Welke methode het meest gunstig is voor de Nederlandse bestuurder van een Duits lichaam, is afhankelijk van de in Duitsland ingehouden belasting. In veel gevallen zal de toepassing van de verrekeningsmethode een verslechtering betekenen. In dat kader is van belang dat het nieuwe verdrag een overgangsregeling van een jaar kent. Dat houdt in dat, als het verdrag inderdaad op 1 januari 2014 in werking treedt, belanghebbenden in het jaar 2014 nog voor toepassing van het oude (huidige) verdrag kunnen kiezen.
Tot slot: het belastingverdrag geldt niet voor de sociale verzekeringen. Daarvoor gelden afwijkende regels, die zijn vastgelegd in een EU-verordening.
Bron: BDO
6