Rechtbank Den Haag oordeelt dat het ter beschikking stellen van een uitvaartcentrum aan uitvaartondernemers, met voorzieningen en aanvullend dienstbetoon, niet is aan te merken als het passief verhuren van onroerend goed. Er is dan geen sprake van vrijgestelde verhuur, maar van een belaste prestatie voor de btw.

Waar ziet het arrest op?

Een gemeente heeft een uitvaartcentrum laten bouwen op eigen grond. De intentie van de gemeente was om het uitvaartcentrum (casco) te verhuren aan één exploitant. Wegens gebrek aan belangstelling van een externe exploitant is de gemeente het uitvaartcentrum na de oplevering zelf gaan exploiteren. Daartoe heeft de gemeente de aankleding en inrichting van het uitvaartcentrum voor haar rekening genomen en een beheerder aangesteld. De terbeschikkingstelling van het uitvaartcentrum vindt plaats op basis van overeenkomsten met uitvaartondernemers.
 
De procedure ging om de vraag of de gemeente bij de oplevering van het uitvaartcentrum een integratielevering heeft verricht. Tot 1 januari 2014 was sprake van een integratielevering wanneer een ondernemer zelf een goed vervaardigt en dit goed vervolgens gebruikt voor prestaties die zijn vrijgesteld van btw. Ook diende de ondernemer zelf btw af te dragen over de waarde van het vervaardigde goed. De vraag was dus of het uitvaartcentrum in gebruik was genomen voor een vrijgestelde prestatie of voor een belaste activiteit.

Wat beslist de rechtbank?

De rechter oordeelde dat de diensten aan de uitvaartondernemers het passieve karakter van verhuur hebben verloren. De eerste ingebruikname van het uitvaartcentrum is volgens de rechtbank dus belast geweest waardoor de integratielevering niet van toepassing was. Of hoger beroep tegen de uitspraak is ingesteld is nog niet bekend.

Wanneer is deze uitspraak nog meer van toepassing?

Deze uitspraak heeft naar de mening van BDO een grotere uitstraling dan alleen het terbeschikkingstelling van een uitvaartcentrum. Wordt een onroerende zaak ter beschikking gesteld met daarbij behorende faciliteiten en dienstbetoon, dan kan het zijn dat geen sprake is van (vrijgestelde) passieve verhuur, maar van een belaste prestatie voor de btw. Het passieve karakter gaat met name verloren wanneer de andere elementen van de prestatie een meer dan bijkomstig karakter hebben en een toegevoegde waarde van betekenis hebben. Men kan hierbij denken aan voorzieningen in combinatie met aanvullend dienstbetoon dat verricht wordt door (personeel van) de verhuurder. 
 
 

Bron: BDO

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Omzetbelasting

3

Gerelateerde artikelen