Het gemiddelde bedrag dat beleggers kwijt waren aan beleggingskosten is vorig jaar nauwelijks veranderd ten opzichte van een jaar eerder, maar de uitschieters zijn groter. Beleggers merken vooral grote kostenverschillen bij het aanvullend pensioen. Dat de kosten daar gemiddeld fors hoger liggen komt vooral door de komst van nieuwe dure toetreders.
Dat blijkt uit het Nationaal Kosten Onderzoek Beleggen, een initiatief van beleggingsspecialist AF Advisors en DEAL Consultancy. Daarin worden de de kosten van beleggingsproducten van 170 banken, pensioenfondsen en verzekeraars vergeleken. Samen beheren deze aanbieders meer dan 2000 miljard euro aan belegd vermogen.
Ondanks een toenemende druk van samenleving, concurrentie en toezichthouders zijn de kosten van beleggen niet gedaald, aldus de onderzoekers. In totaal betalen Nederlandse beleggers jaarlijks ruim 13 miljard euro aan kosten via allerlei soorten van kapitaalopbouw.
De duurste aanbieder in het aanvullend pensioen berekent per jaar 2,65 procent, de goedkoopste 0,39 procent. In twintig jaar vermogensopbouw scheelt dat op een eenmalige inleg van 10.000 euro maar liefst 7200 euro in de eindopbrengst.
Het kostenverschil tussen doe-het-zelf beleggen en laten beheren is gestegen: van ongeveer 0,3 procent naar 0,5 procent per jaar. De laagste gemiddelde kosten zijn gemeten bij pensioen van de werkgever, de zogeheten tweede pensioenpijler.
Bron: ANP
Informatiesoort: Nieuws
Rubriek: Financiële administratie