Volgens Rechtbank Zeeland-West-Brabant houdt de inspecteur terecht geen rekening met negatieve inkomsten uit eigen woning.

Deze zaak (5 januari 2023, ECLI:NL:RBZWB:2023:52) draait om een een man die in België woont. Hij is eigenaar van een hoevewoning. Voor de Nederlandse inkomstenbelasting is hij in 2019 een zogeheten kwalificerende buitenlandse belastingplichtige (art. 7.8 Wet IB 2001). Dat houdt in dat hij voor zijn inkomen uit werk en woning behandeld wordt als een binnenlandse belastingplichtige.

De inspecteur heeft bij het opleggen van de aanslag inkomstenbelasting over 2019 geen rekening gehouden met het negatieve inkomen uit de eigen woning. Voor Rechtbank Zeeland-West-Brabant is in geschil of dat terecht is. Volgens de rechtbank is dat het geval. De man bewoont namelijk een deel van het complex. Wat hij bewoont is het deel dat eerder dienst heeft gedaan als stal. In de hoevewoning zelf wonen zijn kinderen.

De rechtbank oordeelt dat de man alleen het deel dat hij zelf bewoont, kan aanmerken als eigen woning. Maar ondanks de toelichting van de man kan de rechtbank niet vaststellen welk deel dit nu is. De waarde kan de rechtbank dan evenmin vaststellen. Het gevolg daarvan is dat de rechtbank ook niet kan vaststellen welk deel van de hypothecaire geldlening verband houdt met het door de man bewoonde deel van het complex.

Omdat de rechtbank onvoldoende gegevens heeft, kan zij ook niet tot een oordeel ‘in goede justitie’ komen. De inspecteur heeft daarmee terecht de hoevewoning in het geheel buiten beschouwing gelaten bij het opleggen van de aanslag.

Belang voor de praktijk

Wie aftrekbare kosten claimt, moet deze kosten aannemelijk maken. Dat geldt voor iedere belastingplichtige, binnenlands of buitenlands. Omdat de man hier op geen enkele wijze aantoont welk deel van het complex hem nu ter beschikking staat als eigen woning en de aftrekbare kosten daarvan dus evenmin aangetoond worden, kan de rechtbank weinig anders dan de inspecteur in het gelijk stellen. Dat zal de man – mogen wij aannemen – niet nog eens gebeuren. Hij zal voor een volgend belastingjaar zijn administratie hopelijk beter op orde hebben.

In art. 7.8 lid 6 Wet IB 2001 is uitgewerkt wanneer een buitenlands belastingplichtige wordt aangemerkt als een kwalificerende buitenlandse belastingplichtige. Dat is het geval als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  • de belastingplichtige is inwoner van een lidstaat van de Europese Unie, van de Europese Economische Ruimte, Zwitserland of de BES eilanden en wordt in de belastingheffing van dit land betrokken, en
  • het inkomen is geheel of nagenoeg geheel (>90 procent) in Nederland onderworpen aan de loonbelasting of inkomstenbelasting, of
  • het gezamenlijke inkomen van de belastingplichtige en zijn partner is geheel of nagenoeg geheel in Nederland onderworpen aan de loonbelasting en inkomstenbelasting.

Het voordeel van kwalificerende buitenlandse belastingplicht is dat de belastingplichtige bijvoorbeeld in aanmerking komt voor de aftrek van lijfrentestortingen. De ‘gewone’ buitenlandse belastingplichtige kan deze aftrek niet claimen.

Lees ook het thema Buitenlandse belastingplicht in de inkomstenbelasting.

Bron: Legal & Tax Nationale Nederlanden

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Inkomstenbelasting

8

Gerelateerde artikelen