Een man ontvangt lijfrente-uitkeringen. Hij stelt dat de saldomethode van toepassing is omdat hij niet wist dat de premies aftrekbaar waren. Volgens het hof is de saldomethode niet van toepassing omdat de man er niet in slaagt te bewijzen dat hij de premies niet in aftrek heeft gebracht.

De zaak (Hof Arnhem-Leeuwarden 4 september 2018, ECLI:NL:GHARL:2018:7862) gaat als volgt. Een man sluit in 1997 een lijfrenteverzekering op beleggingsbasis. Gedurende de jaren 1997 tot en met 2002 betaalt hij jaarlijks € 2.496 aan premie. De polis is in 2003 premievrij gemaakt. Nadat de gerichte lijfrente in 2012 op 65-jarige leeftijd van de man tot uitkering is gekomen, koopt de man een tijdelijke lijfrente aan. De lijfrente loopt 5 jaar en keert jaarlijks € 3.580 uit. De ontvangen uitkeringen over de jaren 2012, 2013 en 2014 geeft de man niet op bij zijn aangifte inkomstenbelasting. De
inspecteur legt aanslagen inkomstenbelasting op en berekent belastingrente.

Voor de rechter stelt de man dat hij de betaalde premies nooit in aftrek heeft gebracht omdat hij zich niet realiseerde dat de premies aftrekbaar waren. Hij stelt te zijn misleid door de verzekeraar en was in de veronderstelling een beleggingsproduct te hebben aangeschaft. De uitkeringen zijn volgens hem belastbaar rekening houdend met de saldomethode.

Het hof geeft aan dat de lijfrente-uitkeringen volgens het overgangsrecht belastbaar zijn omdat de premies in aftrek konden worden gebracht. Vervolgens onderzoekt het hof of een beroep kan worden gedaan op de Resolutie 29 juni 1990, DB 90/3579 (V-N 1990/2096, 9), op grond waarvan de saldomethode kan worden toepast als verzuimd is de premies in aftrek te brengen. Deze verruiming van de saldomethode geldt uitsluitend als de man kan aantonen dat de lijfrentepremies niet in aftrek zijn gebracht. De man geeft aan dat hij dit niet kan bewijzen omdat hij niet meer over kopieën van de betreffende aangiftebiljetten beschikt.

Het hof constateert dat de man er niet in slaagt het gevraagde bewijs te leveren en verwerpt het beroep.

Belang voor de praktijk

De lijfrenteverzekering is gesloten in het tijdperk Brede Herwaardering. Dit tijdperk loopt grofweg van 1992 tot 2001. De fiscale regels die toentertijd golden, zijn op grond van het overgangsrecht van Hoofdstuk 2, artikel I, onderdeel O Invoeringswet Wet IB 2001 grotendeels nog steeds van toepassing. Zo ook het destijds gevoerde goedkeurende beleid als men verzuimd heeft de premies in aftrek te brengen.

Per 2001 zijn die regels ingrijpend gewijzigd. Voor lijfrenten die na 2000 zijn bedongen, bestaat de mogelijkheid de inleg niet in aftrek te brengen. Of dat slim is laten we even buiten beschouwing. Alle niet in aftrek gebrachte inleg die heeft plaats gevonden in de periode 2001 tot en met 2009 valt onder de saldomethode. Ook op de vanaf 2010 betaalde maar niet afgetrokken inleg is de saldomethode nog van toepassing, echter slechts tot een bedrag van € 2.269 per (belasting)jaar. Dit kan vervelende gevolgen hebben.

Voorbeeld
Rico maakt 3 jaar lang (2008, 2009 en 2010) € 5.000 over naar zijn lijfrenterekening. Deze bedragen vergeet hij bij zijn belastingaangifte in aftrek te brengen. De som van de niet afgetrokken inleg bedraagt 3 x € 5.000 = € 15.000. Maar omdat de saldomethode vanaf 2010 nog maar wordt toegepast tot een bedrag van maximaal € 2.269 per jaar, bedraagt het onbelaste saldodeel € 12.269 (2x € 5.000 + 1x € 2.269).

NB: Als vergeten is de inleg op de lijfrenterekening in aftrek te brengen, dan kan dat veelal nog hersteld worden.

Bron: Fiscaal Juridisch Adviesbureau Nationale Nederlanden

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Pensioenen, Inkomstenbelasting

8

Gerelateerde artikelen