Rechtbank Gelderland oordeelt dat rente die wordt bijgeboekt bij een (rest)schuld niet tot de eigenwoningschuld behoort en daarmee ook niet tot een restschuld kan behoren.

De feiten van de zaak (11 oktober 2022, ECLI:NL:RBGEL:2022:5722) zien er als volgt uit. Een man verkoopt in 2014 het appartement waar hij 50% eigenaar van is, voor € 495.000. De voor het appartement afgesloten lening in box 1 bedraagt € 642.400, de verkoopkosten bedragen € 4.512. De resterende schuld bedraagt daarmee € 642.400 (eigenwoningschuld) -/- € 495.000 (verkoopsom) + € 4.512 (verkoopkosten) = € 151.912. Vanaf 2014 neemt de man in zijn aangifte een bedrag van € 210.995 op als restschuld.

Tussen de man en de inspecteur is de hoogte van de verschuldigde inkomstenbelasting over 2018 in geschil.

De inspecteur stelt dat de man slechts € 75.956 als restschuld in aanmerking kan nemen. De man was namelijk voor 50% eigenaar van het appartement, zodat ook slechts 50% van de restschuld aan hem kan worden toegerekend. Ook meent de inspecteur dat de man ten onrechte een bedrag aan achterstallig verschuldigde rente heeft opgeteld bij de restschuld.

De man ziet dit anders. Ten tijde van de verkoop was zijn totale schuld bij de bank namelijk € 701.483. Afgezien daarvan, in zijn aangiften 2014 tot en met 2017 heeft hij dat hogere bedrag ook opgenomen en die zijn alle gehonoreerd. Hij mag er dus gerechtvaardigd op vertrouwen dat die lijn voortgezet wordt.

De rechtbank stelt de man in het ongelijk. De achterstallige rente, die in de hypothecaire lening is bijgeboekt, behoort niet tot de eigenwoningschuld op grond van art. 3.119a lid 6 onder a Wet IB 2001. Daarmee behoort dat bedrag ook niet tot de restschuld in de zin van art. 3.120a Wet IB 2001. Omdat de man 50% eigenaar was van het appartement, kan slechts 50% van de restschuld aan hem worden toegerekend. Ook het beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt niet. De inspecteur hoeft het hogere bedrag niet te accepteren, enkel omdat hij dat in eerdere jaren wel had gedaan.

Belang voor de praktijk

Deze casus is een voorbeeld van een ‘rente op rente’-situatie. De man heeft namelijk een bedrag bijgeleend om achterstallige rente te financieren. De rente over dat bijgeleende bedrag kan beschouwd worden als ‘rente op rente’. Die rente is niet aftrekbaar. Andere voorbeelden van een ‘rente op rente’-situatie zijn meegefinancierde bouwrente en meegefinancierde boeterente.

Een ander voorbeeld is de situatie waarin voor de financiering van een aanbouw aan een eigen woning een leasecontract is afgesloten en voor de betaling van de leasetermijnen een (hypothecaire) geldlening is afgesloten. Termijnen van een leasecontract bestaan uit een deel aflossing en een deel rente. De rente over de geldlening is niet volledig aftrekbaar, omdat een deel van die geldlening ziet op de rente van het leasecontract. Zie ook paragraaf 4.2 van het besluit van 10 juni 2010, DGB2010/921.

Bron: Legal en Compliance Nationale Nederlanden

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Inkomstenbelasting

23

Gerelateerde artikelen