Het beroep op een individueel voordeel van de fiscale eenheid is na het arrest Groupe Steria mogelijk geworden.
Op 2 september jl. heeft het Hof van Justitie EU het arrest in de zaak Groupe Steria (zaak C-386/14) gewezen. Een individueel voordeel van de integratieregeling in de Franse vennootschapsbelasting mag niet worden beperkt tot binnenlandse situaties. Het voordeel moet ook in grensoverschrijdende situaties worden toegekend.
Dit arrest heeft niet alleen gevolgen voor Frankrijk, maar ook Nederland omdat het het Nederlandse fiscale eenheidsregime voldoende vergelijkbaar is met het Franse regime, zo volgt uit eerdere jurisprudentie van het Hof (zie de gevoegde SCA Group Holding BV, X AG en MSA International Holdings (zaken C–39/13, C–40/13 en C–41/13).
Geen grensoverschrijdende fiscale eenheid
In zijn arrest X Holding (zaak C-337/08) heeft het Hof beslist, dat Nederland het toestaan van een grensoverschrijdende fiscale eenheid met in een andere EU lidstaat gevestigde dochtervennootschap mag weigeren. De rechtvaardiging daarvoor vindt het Hof in de noodzaak van het garanderen van een evenwichtige verdeling van de heffingsbevoegdheden tussen lidstaten.
Voorkomen moet worden dat naar willekeur buitenlandse dochterverliezen kunnen worden geïmporteerd en dat grensoverschrijdende intra-groepstransacties fiscaal kunnen worden geneutraliseerd.
Hoge Raad teruggefloten
De Hoge Raad heeft uit dit arrest afgeleid, dat het bij een fiscale eenheid om een alles-of-niets benadering gaat (zie HR BNB 2011/244 en 2013/15). Bijvoorbeeld, dat het nadeel van de beperking van de verliesverrekening voor houdstermaatschappijen (art. 20, lid 4 Vpb) kan in binnenlandse verhouding worden gereduceerd door het aangaan van een fiscale eenheid.
Dit voordeel is een inherent gevolg van het wezen van de fiscale eenheid: de consolidatie. Doordat Nederland een grensoverschrijdende fiscale eenheid mag weigeren, is hij ook niet gehouden om op dit individuele voordeel van de fiscale eenheid in grensoverschrijdende verhoudingen toe te kennen.
Hieraan kon, volgens de Hoge Raad, niet worden getwijfeld. Vragen stellen aan het Hof vond hij dan ook niet nodig.
Uit het arrest Groupe Steria volgt dat de Hoge Raad wel had moeten twijfelen. De alles-of-niets benadering geldt alleen in het kader van het voorkomen van verliesimport en (mogelijk) neutralisatie van grensoverschrijdende intra-groepstransacties.
Over dit laatste punt kan worden gediscussieerd, omdat het Hof in zijn argumentatie helaas niet eenduidig is. Wel is duidelijk dat voor andere belastingvoordelen van een fiscale eenheid afzonderlijk moet worden beoordeeld of die voordelen kunnen worden voorbehouden aan vennootschappen van een fiscale eenheid en dus in grensoverschrijdende situaties kunnen worden uitgesloten.
Nieuwe kansen voor belastingplichtigen
Bij deze afzonderlijke beoordeling zal steeds eerst moeten worden bepaald of er sprake is van een voordeel van een fiscale eenheid en vervolgens of de uitsluiting van het voordeel in grensoverschrijdende situaties kan worden gerechtvaardigd. Deze testen zullen dus alsnog moeten worden toegepast op, bijvoorbeeld de houdsterverliesregeling, maar ook op bepalingen zoals de renteaftrekbeperking van art. 13l Vpb.
Er liggen hier dus nieuwe kansen voor belastingplichtigen en er zijn nieuwe zorgen bij het Ministerie van Financiën. Er wordt daar druk gestudeerd op de mogelijke gevolgen van het arrest Groupe Steria voor het fiscale eenheidsregime van Nederland.
Eric Kemmeren is hoogleraar Internationaal Belastingrecht en Internationale Fiscale Economie aan het Fiscaal Instituut Tilburg van Tilburg University en tevens verbonden aan het European Tax College en als wetenschappelijk adviseur aan EY Belastingadviseurs te Rotterdam.
Bron: EY
124