EY blog van Prof. mr. Rudolf de Vries: De fiscale eenheid in de vennootschapsbelasting maakt al 75 jaar deel uit van van onze fiscale systeem. Veel belastingplichtigen maken volop en dankbaar gebruik van dit bijzondere concernregime. Waarom is de Nederlandse fiscale eenheid eigenlijk zo bijzonder?
Wel, onze fiscale-eenheidsregeling is gebaseerd op een dogmatisch zeer fraai en in de wereld uniek fiscaal concept: de dochtermaatschappijen die deel uitmaken van een fiscale eenheid, worden voor de heffing van vennootschapsbelasting als het ware volledig geabsorbeerd door hun gezamenlijke moedermaatschappij.Deze fiscale vereenzelviging gaat zo ver dat de fiscale resultaten van alle betrokken lichamen worden geaggregeerd tot één verzamelresultaat dat aan de moeder van de fiscale eenheid wordt toegerekend.
 
Naast deze fiscale resultatenconsolidatie houdt de fiscale eenheid voor vennootschapsbelastingdoeleinden een fiscale vermogensconsolidatie in. Daardoor kunnen binnen een fiscale eenheid belastingvrij vermogensbestanddelen met stille reserves worden overgedragen en vallen bovendien alle onderlinge vermogensverhoudingen voor de heffing van vennootschapsbelasting weg.
 
Het gevolg van deze benadering is dat de fiscale eenheid slechts in de vennootschapsbelasting wordt betrokken voor de resultaten die in het verkeer met derden – lees: niet tot de fiscale eenheid behorende (rechts)personen – worden gerealiseerd.
 
Dit is uiteraard primair gunstig voor de belastingplichtigen, maar aan het fiscale-eenheidsregime is ook een niet te veronachtzamen voordeel voor de Nederlandse fiscus verbonden want alle tot een fiscale eenheid behorende lichamen worden als één belastingplichtige in de belastingheffing betrokken.
 
Deze systematiek brengt mee dat het aantal aangiftes dat door de belastingdienst moet worden beoordeeld en afgehandeld, sterk daalt.
 
Recentelijk heeft Staatssecretaris van Financiën Wiebes de Tweede Kamer laten weten dat het afschaffen van de fiscale eenheid de hoeveelheid belastingplichtigen - en daarmee het aantal aangiftes - voor de vennootschapsbelasting met ongeveer 1/3, dat wil zeggen 200.000, doet toenemen.
 
Daarnaast moet bedacht worden dat als alle in een fiscale eenheid gevoegde dochters zelfstandig belastingplichtig zouden worden, alle vermogensrelaties tussen hen zichtbaar worden met alle fiscale complicaties van dien. Denk daarbij bijvoorbeeld aan de toepassing van de vele renteaftrekbeperkingen die wij in Nederland kennen, transfer pricing issues, investeringsaftrek/desinvesteringsbijtellingen, enzovoort, enzovoort.
 
Hoewel de fiscale-eenheidsregeling complex is, kunnen de belastingplichtigen én de fiscus er in het algemeen prima mee uit de voeten. Het aantal (gerechtelijke) procedures dat in de loop van de jaren over de Nederlandse fiscale eenheid is gevoerd, is bijvoorbeeld betrekkelijk gering.

EU-invloeden

Is het dan alleen maar (fiscale) zonneschijn wat betreft de Nederlandse fiscale eenheid? Allerminst, want de Nederlandse fiscale eenheid ligt de laatste tijd in toenemende mate onder hevig ‘EU-vuur'.
 
Zeer onlangs is de Eerste Kamer akkoord gegaan met het Wetsvoorstel aanpassing fiscale eenheid. Dit wetsvoorstel is geïnspireerd – of zo u wil: afgedwongen - door EU-jurisprudentie en maakt enkele fiscale-eenheidsvarianten mogelijk die tot voor kort op basis van onze nationale wetgeving niet tot stand konden worden gebracht: de zogeheten Papillon fiscale eenheid met een in de EU/EER gevestigde tussenmaatschappij en de zusjes fiscale eenheid met een in de EU/EER gevestigde topmaatschappij.
 
En de spreekwoordelijke inkt van dit wetsvoorstel is nog niet droog of de Hoge Raad heeft zich al weer genoodzaakt gezien een prejudiciële vraag te stellen, onder andere in een procedure waarin één van onze fiscale renteaftrekbeperkingen centraal staat.
 
Weliswaar wordt deze prejudiciële vraag in die zaak opgeroepen door een renteaftrekbepaling, maar de potentiële impact op het Nederlandse fiscale-eenheidsregime is groot. De kernvraag is namelijk: doorstaat onze fiscale eenheid met zijn conceptueel fraaie resultaten- en vermogensconsolidatie de zogenoemde ‘per-elementbenadering' die in de jurisprudentie van het Hof van Justitie EU besloten lijkt te liggen?
 
De uitkomst van toekomstige rechterlijke beslissingen voorspellen is vaak lastig en dat geldt – althans voor mij – a fortiori voor arresten van het Hof van Justitie EU. De prejudiciële vraag die de Hoge Raad gesteld heeft, is daarnaast vrij bondig geformuleerd zodat een bondig EU-arrest niet kan worden uitgesloten. De prejudiciële vraag luidt als volgt: verbiedt het EU-recht een regeling waarbij een Nederlandse moeder de rente in verband met een (met vreemd vermogen gefinancierde) kapitaalstorting in een dochter die is gevestigd in een andere EU/EER-lidstaat, fiscaal niet kan aftrekken terwijl de verschuldigde rente wel aftrekbaar zou zijn geweest indien de moeder en de dochter een fiscale eenheid hadden kunnen vormen?

Het (fiscale-eenheids)kind en het badwater

Indien het Hof van Justitie EU de gestelde vraag ontkennend beantwoordt, zal de fiscale eenheid intact kunnen blijven. Mocht dit Europese Hof echter anders beslissen, dan bestaat het gevaar dat de huidige fiscale-eenheidssystematiek definitief overboord wordt gezet. En wat gaat er in het laatste geval gebeuren als dit college niet duidelijk de reikwijdte van de komende beslissing afbakent?
 
De grootste zorg van het Ministerie van Financiën is ongetwijfeld de effectiviteit van de vele fiscale renteaftrekbeperkingen. Naar het gevoel van Rudolf de Vries bestaat er een grote kans dat in de ‘per elementbenadering' – als die benadering al inderdaad volledig zou doorwerken naar de fiscale eenheid - rentelasten die samenhangen met in de EU/EER gevestigde dochters, toegerekend moeten worden aan – vanuit het fiscale-eenheidsperspectief bezien – tot vaste inrichtingen getransformeerde buitenlandse entiteiten.
 
In die benadering komen dergelijke rentelasten ondanks de ‘per elementbenadering' in Nederland waarschijnlijk de facto niet of nauwelijks in aftrek wegens de objectvrijstelling. Mocht het Hof van Justitie EY de ‘per elementbenadering' in de Nederlandse zaak inderdaad omarmen zonder duidelijk te maken of dit betekent dat Nederland de rentekosten inzake EU/EER-dochters ook feitelijk in aftrek moet toelaten, bestaat de reële kans dat de fiscale eenheid – onder het motto ‘safety first' – wordt afgeschaft hoewel dit voor de renteaftrek misschien niet echt nodig is.
 
Zo'n uitkomst zou Rudof de Vries zeer betreuren, want heet zoiets in de volksmond niet het (fiscale-eenheids)kind met het badwater weggooien? 
 
Prof. mr. Rudolf de Vries
 

Bron: EY

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Vennootschapsbelasting

4

Gerelateerde artikelen