Het grote aantal dividendbelastingprocedures van buitenlandse beleggingsfondsen leidt mogelijk tot capaciteitsproblemen bij de rechtbank. Dit stelt Rechtbank Zeeland-West-Brabant in haar overwegingen om opnieuw prejudiciële vragen te stellen aan de Hoge Raad.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft opnieuw prejudiciële vragen gesteld aan de Hoge Raad inzake een dividendbelastingprocedure van een Duitse UCITS, zie ook ons bericht hierover op V-N Vandaag. In haar overwegingen om opnieuw prejudiciële vragen te stellen geeft de rechtbank aan dat het gaat om in totaal 7.000 beroepszaken van buitenlandse beleggingsfondsen. Daarnaast zijn er bij de Belastingdienst nog 11.000 verzoeken om een teruggaaf van dividendbelasting van buitenlandse beleggingsfondsen in behandeling. Het totaal geclaimde bedrag aan dividendbelasting bedraagt maar liefst € 1,6 miljard.
In afwachting van de uitspraak van de Hoge Raad worden alle 7.000 zaken bij de rechtbank aangehouden. In veel van die zaken is de feitenvaststelling in de verzoek- en bezwaarfase achterwege gebleven. Als de aanhouding van deze zaken wordt beëindigd en een zaakspecifieke beoordeling nodig blijkt te zijn, zal dit tot grote capaciteitsproblemen leiden. De fiscale rechtsgang langs de rechtbank dreigt dan zelfs verstopt te raken en ook de behandeling van andere belastingzaken dreigt in de knel te komen.
Er zijn in het verleden vaker massaal bezwaar kwesties geweest, maar deze dividendbelastingproblematiek is uniek in die zin dat niet één afgebakende rechtsvraag speelt, maar vele andere (vervolg) rechtsvragen en kwalificatievragen kunnen spelen, die bovendien per land en rechtsvorm verschillend zijn.
Bron: Redactie TaxLive
Informatiesoort: Nieuws
Rubriek: Bronbelasting, Dividendbelasting