Het onlangs gepubliceerde CBS-rapport over de effectieve belastingdruk van grote bedrijven is ondanks de objectiviteit een subjectief leven gaan leiden in de media. Het zou aantonen dat bedrijven meer belasting ontwijken en dat bedrijven te veel verdienen en hun werknemers te weinig. Die conclusies zijn echter helemaal niet uit de onderzoeksresultaten te trekken. De ontstane commotie is dan ook onterecht.
“De cijfers zeggen niet zoveel,” zegt Stan Stevens, hoogleraar vennootschapsbelasting aan de Tilburg University en partner bij HVK Stevens. "Het CBS-rapport onderstreept vooral de noodzaak dat we meer en beter onderzoek moeten doen naar de belastingheffing van ondernemingen. En het laat ook zien hoe complex het is om een goede vergelijking te maken van de effectieve belastingdruk van verschillende ondernemingen."
Daling effectieve belastingdruk
Het onderzoek van het CBS ziet op de effectieve belastingdruk over de periode 2006-2017 van grote ondernemingen. De onderzoekers zijn uitgegaan van de resultatenrekeningen van ondernemingen met een balanstotaal van ten minste € 40 miljoen, met uitzondering van financiële ondernemingen en vastgoedondernemingen. De resultaten tonen aan dat het effectieve VPB-tarief sinds 2007 is gedaald van 22,7% naar 17,1% in 2017. Vooral dat laatste percentage zoemt rond in de media. Omdat het hoge statutaire VPB-tarief al jaren 25% is, zou de daling van het effectieve tarief aantonen dat grote bedrijven steeds minder belasting betalen in Nederland.
De onderzoekers geven in het rapport echter duidelijk aan dat het onderzoek een benadering is van de effectieve belastingdruk van grote ondernemingen gebaseerd op de resultatenrekeningen die deze bedrijven rapporteren aan het CBS. De cijfers uit deze resultatenrekeningen zijn door de onderzoekers nog wel gecorrigeerd, maar die correcties vormen slechts een benadering van de fiscale werkelijkheid. Er kunnen dus verschillen bestaan tussen de in het onderzoek gerapporteerde vennootschapsbelasting en de daadwerkelijk door bedrijven afgedragen belasting. Een nadere analyse van deze verschillen volgt nog voor het einde van dit jaar.
Weinigzeggend
De nu gepresenteerde cijfers over de effectieve belastingdruk van grote bedrijven is dus geen materiaal waaruit harde conclusies kunnen worden getrokken. Stan Stevens benadrukt dat de cijfers niet zo heel veel zeggen over wat individuele ondernemingen nu in totaal aan vennootschapsbelasting betalen. “Omdat de cijfers zijn gebaseerd op de jaarrekening, hebben de onderzoekers geen rekening kunnen houden met allerlei verschillen tussen commerciële- en fiscale winstberekening, zoals verliesverrekening. Dat wordt ook onderkend in het rapport. Bovendien kun je uit de cijfers ook niet de conclusie trekken dat maatregelen genomen om belastingontwijking te bestrijden, niet effectief zijn. Een aantal maatregelen, zoals uit ATAD1, zijn namelijk pas effectief vanaf dit jaar, terwijl het CBS-rapport de jaren tot en met 2017 belicht.”
Vertekend beeld
Dat de resultatenrekeningen van vastgoedondernemingen geen onderdeel vormden van het onderzoek, geeft ook een vertekend beeld. De resultaten van de vastgoedsector hadden de effectieve belastingdruk vermoedelijk verhoogd, verduidelijkt Stevens. “Vastgoedondernemingen zijn bij uitstek de afgelopen jaren geconfronteerd met een verhoging van hun belastingdruk. Denk aan maatregelen zoals de afschrijvingsbeperking in de vennootschapsbelasting op vastgoed. Dat verhogend effect is nu niet meegenomen in het onderzoek. Vastgoedondernemingen betalen ook nog verhuurderheffing die meestal in de kosten zal zitten en dus niet zichtbaar is als belastingdruk.”
Grondslagverlaging
Het CBS heeft de commerciële winsten wel gecorrigeerd met de resultaten uit deelnemingen. De deelnemingsvrijstelling is er dus uitgefilterd. “Terecht,” zegt Stevens. “Men heeft alleen gekeken naar de Nederlandse belastinggrondslag en dan moet je inderdaad de deelnemingsvrijstelling buiten beschouwing laten. Maar dat is slechts één kant van het verhaal. Krijg je, met de deelnemingsvrijstelling eruit, nog wel een juiste vergelijking van het concern? De andere kant van het verhaal is namelijk dat in de Nederlandse belastinggrondslag bepaalde kosten zitten die op de (buitenlandse) deelneming zien en die deze grondslag verlagen. Zoals concernkosten die in Nederland aftrekbaar zijn en niet hoeven te worden doorbelast aan de buitenlandse dochter of aftrekbare rentekosten voor de koop van een buitenlandse deelneming. Tegelijkertijd is de belasting die door (buitenlandse) dochtervennootschappen wordt betaald niet meegenomen.”
Aangifte Vpb voor nauwkeuriger onderzoeksresultaat
Volgens Stevens had het CBS, om de Nederlandse grondslag te bepalen, beter kunnen uitgaan van de cijfers uit de Vpb-aangiften van bedrijven dan, zoals nu, van de commerciële cijfers uit de jaarrekening. “In 2018 pleitte ik bij mijn oratie om veel meer gegevens uit de aangifte Vpb beschikbaar te stellen voor onderzoek. Dat had een preciezer beeld gegeven. Ook dan blijft echter de in het buitenland betaalde belasting buiten beeld.”
In een reactie op vragen van het Tweede Kamerlid Snels (GroenLinks) over het CBS-rapport verduidelijkt staatssecretaris Snel van Financiën dat verschillen tussen de commerciële winst en de winst waarover bedrijven vennootschapsbelasting moeten betalen, van invloed zijn op het door het CBS berekende effectieve tarief. Stevens noemt als voorbeeld de innovatiebox. “De onderzoekscijfers tonen nu bijvoorbeeld niet aan wat het effect is van de innovatiebox, waarvoor een lager belastingtarief geldt van 7%. Hierdoor is de belastingdruk van innovatieve bedrijven lager dan het statutaire VPB-tarief. Daar is bewust voor gekozen om het bedrijfsleven tot innoveren te stimuleren.”
Meer onderzoek
In zijn reactie laat de staatssecretaris ook weten dat het kabinet onderzoek naar een effectief VPB-tarief belangrijk vindt, waarbij ook verschillende benaderingen worden gebruikt. En dat het kabinet wacht op de nadere publicatie van het CBS en het advies van de Adviescommissie belastingheffing van multinationals. Meer onderzoek is iets wat Stevens van harte onderschrijft, evenals meer transparantie. “Daar ligt ook een verantwoordelijkheid bij ondernemingen zelf, om in hun jaarrekening inzicht te geven in de belasting die ze betalen en hoe dat zich verhoudt tot de omvang van hun economische activiteiten. Zij kunnen ook beter inzicht geven in de belastingen die zij in het buitenland betalen.”
Oog voor nuance
Tot slot laat het CBS-rapport voor Stevens zien hoe moeilijk het is om goed te communiceren over de belastingen die ondernemingen betalen. “Alle mitsen en maren van de onderzoekers ten spijt, staat het effectieve VPB-tarief van 17,1% in plaats van het statutaire 25%-tarief inmiddels in de media-spotlight. Keerzijde van transparantie is het risico op framing. De in de media nauwelijks genuanceerde 17,1% is een eigen leven gaan leiden. Ik mag hopen dat het politieke debat die nuance wel maakt.”
Bron: Redacteur Marit Muller
Informatiesoort: Nieuws, Interviews
Rubriek: Vennootschapsbelasting
Focus: Focus
Carrousel: Carrousel