Via de dagbladpers, onder andere het FD, wordt steeds meer bekend welke richting het kabinet op wil met de box 3-heffing. En naarmate de contouren duidelijker zichtbaar worden, verschijnen ook de eerste reacties. Zie de bloemlezing in het FD van dinsdag 1 september jl. En zoals altijd vooral van de tegenstanders. Zo ging het met het voorstel afgelopen voorjaar over de afschaffing van het lage BTW-tarief en zo gaat het nu met betrekking tot de box 3-heffing. Die kritiek is niet altijd terecht. Daarom een tegengeluid.

Om te beginnen is nog niet zo evident dat er iets aan de box 3-heffing moet gebeuren. Weliswaar wordt het huidige fictieve rendement van 4% als te hoog ervaren, maar het belastingtarief hierover bedraagt ‘slechts' 30%. De effectieve box 3-heffing bedraagt dus 1,2%. Rekenen we dit om tegen het box 1-tarief van maximaal 52%, dan bedraagt het forfaitaire rendement ‘slechts' 2,4% en dat komt al meer in de buurt van het reële rendement. Maar over dit lage tarief in box 3 hoor ik nooit iemand. Iedereen staart zich blind op die 4%. Maar het gaat natuurlijk om de effectieve belastingdruk.

Veel van de kritiek betreft het forfaitaire systeem van box 3. Opnieuw wordt gepleit voor een box 3-heffing gebaseerd op het reële rendement. Voor hen die van zo'n heffing voorstander zijn, heb ik goed nieuws. Die heffing hebben we namelijk al in box 2. Iedere belegger die vindt dat hij te zwaar wordt belast in box 3, kan een bv of een (open) fonds voor gemene rekening (FGR) oprichten en overstappen op box 2. Maar juist die heffing laat zien dat je niet aan zo'n heffing op basis van het reële rendement moet beginnen. Want wat zien wij in de (belastingadvies)praktijk? De VPB van maximaal 25% valt moeilijk te vermijden, dus die wordt betaald. Maar dividend uitkeren, ho maar. De 25% aanmerkelijkbelangheffing schuift men op de lange baan. Dergelijke effecten krijgt men ook in box 3, als men overstapt op een heffing naar het reële rendement. De heffing zal worden uitgesteld en doorgeschoven naar de toekomst. Dat zullen de tegenstanders misschien niet erg vinden maar het kabinet wel. En economen ook, want die weten dat vermogen daardoor niet zijn meest rendabele aanwending krijgt.

Willen we deze ‘lock in'-effecten vermijden, dan moeten er weer doorschuifregelingen komen, a la de herinvesteringsreserve voor ondernemers in box 1. En we weten inmiddels waartoe dit leidt, getuige de vele procedures die over deze reserve worden gevoerd. Uiteindelijk zullen dan weer reparatiemaatregelen moeten worden getroffen, waardoor het belastingstelsel ingewikkelder wordt in plaats van eenvoudiger. Dat is nu juist de zegening van box 3: simpeler kan haast niet en dat is ook wat waard.

Er is wel een ander punt waar ik me zorgen over maak, en dat betreft juist die samenhang met box 2. Als in box 3 het forfaitaire rendement voor hoge vermogens wordt opgeschroefd, maakt dit het boxhoppen naar box 2 voor deze groep nog aantrekkelijker dan het nu in sommige gevallen al is. Dus, als het kabinet een hogere box 3-heffing voorstelt, zal zij ook, om box 3 te beschermen, in box 2 voor beleggings-bv's een soortgelijk fictief rendement moeten introduceren. Die kennen we nu al wel in box 2, maar geldt alleen voor buitenlandse laagbelaste beleggingslichamen en voor (Nederlandse) vrijgestelde beleggingsinstellingen (VBI). Die fictieve-rendementsregeling in box 2 zal dus moeten worden uitgebreid tot alle beleggings-bv's, ook die bv's die ‘gewoon' VpB betalen. Want anders voorzie ik een nieuw walhalla voor belastingadviseurs. Mag van mij, maar dan kan het kabinet de box 3-aanpassing net zo goed achterwege laten.

 

Edwin Heithuis is hoogleraar aan de UvA en de OU en verbonden aan BDO.

 

Lees ook Thema: Box 3

 

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Inkomstenbelasting

Dossiers: Prinsjesdag 2015

5

Gerelateerde artikelen