Advocaat-generaal Ettema concludeert dat het hof terecht van het arrest van de Hoge Raad van 9 december 2016 is uitgegaan en van belang heeft geacht of het beleggingsrisico dat de deelnemers van X lopen vergelijkbaar is met het beleggingsrisico dat deelnemers van een icbe lopen.
De Staatssecretaris van Financiën heeft de Fiscale beleids- en uitvoeringsagenda 2025 naar de Tweede Kamer gestuurd. Hierin staan de keuzes die dit kabinet maakt. Zo is als bijlage een overzicht opgenomen van fiscale wetgeving zoals die nu is voorzien.
Hof Amsterdam oordeelt dat de inspecteur niet is teruggekomen op zijn standpunt dat de HIR en de dotatie aan de HIR in 2016 aan de winst moeten worden toegevoegd. Hij heeft bij de aanslagregeling voor de jaren 2017-2019 niet expliciet een standpunt ingenomen over de toepasselijkheid van art. 12a Wet VPB 1969 bij X BV in 2016.
De Hoge Raad oordeelt dat het hof de “initiële bewijslast” ten aanzien van zowel de subjectieve als de objectieve voorwaarde van de antimisbruikbepaling terecht op de inspecteur heeft gelegd. Het hof is daarna terecht tot de conclusie gekomen dat X2 BV is geslaagd in het tegenbewijs.
De Hoge Raad oordeelt dat het hof de “initiële bewijslast” ten aanzien van zowel de subjectieve als de objectieve voorwaarde van de antimisbruikbepaling terecht bij de inspecteur heeft gelegd. Het hof is terecht tot de conclusie gekomen dat X1 BV is geslaagd in het tegenbewijs.
De Hoge Raad oordeelt dat X niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij als ‘bijzonder geval’ buiten de werkingssfeer van de beperkingen uit de Wet herwaardering proceskostenvergoeding WOZ en BPM valt.
Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat X BV geen recht heeft op verliesverrekening. De inspecteur toont aan dat het verlies dat in 2014 nog openstond inmiddels is verrekend.
Al geruime tijd voordat voormalig staatssecretaris van Financiën Idsinga (NSC) aftrad, lieten ambtenaren van verschillende ministeries zich kritisch uit over de belastingconstructie waar hij gebruik van maakte. Dat blijkt uit documenten die zijn vrijgegeven na een verzoek van NOS en Nieuwsuur.
Hof ’s-Hertogenbosch oordeelt dat er voor D BV geen zakelijke reden is om de werkkracht of expertise van A via de overeenkomst van opdracht van B BVBA in te kopen. Er is vermogen aan D BV onttrokken die niet ten laste van haar winst komt. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).