"De internationale autohandel heeft te maken met complexe procedures en regels. En die zitten gezond ondernemerschap en een eerlijk speelveld in de weg." Dat schrijft BOVAG op basis van een onderzoek naar deze markt aan staatssecretaris Vijlbrief van Financiën. De branchevereniging wil simpelere fiscale regels, die beter aansluiten bij de praktijk. Bovendien zou de onderzoeksplicht naar internationale klanten van autobedrijven moeten liggen bij bank en overheid.
Zo vindt BOVAG dat de termijn van vijf jaar waarin de Belastingdienst een bpm-naheffing kan opleggen te lang en zorgt het voor onzekerheid bij hun leden. In deze termijn mag de fiscus namelijk een naheffing opleggen, waarbij dit bedrag niet verhaald kan worden op de koper van de occasions. Bovendien is er te veel ruimte bij de bpm-vaststelling wat kan leiden tot marktverstoring en fraude. Bij import is er daarnaast sprake van oneigenlijke concurrentie bij met name jong gebruikte voertuigen door een geforceerd lage bpm-afdracht.
Bij de export loopt de exporteur het risico dat de koper de btw niet betaalt, bij levering in de EU, en de btw verhaald wordt op de verkoper waardoor het autobedrijf onbedoeld deelneemt aan een btw-carrousel. De branchevereniging constateert ook hier dat het onduidelijk is hoe ver de onderzoeksplicht van de verkoper reikt. Het zou autobedrijven enorm helpen als banken en overheid de identificatie van de klant en het onderzoek naar de betaling gaan uitvoeren en niet langer het autobedrijf zelf.
Het onderzoek waar BOVAG zich op baseert is uitgevoerd door Ecorys en staat online op de website van BOVAG. In afwachting van een wetswijzing heeft de branchevereniging een checklist samengesteld die autobedrijven helpt om te kunnen voldoen aan de wettelijke onderzoeksplicht en administratieve verplichtingen.
Bron: BOVAG
Informatiesoort: Nieuws
Rubriek: Omzetbelasting, Belastingheffing van motorrijtuigen