Directeur-grootaandeelhouders (DGA's) zijn gevoelig voor fiscale prikkels. Ze betalen belasting over hun winst (vennootschapsbelasting (Vpb)), hun arbeidsinkomen (box 1) en hun kapitaalinkomen (box 2). Deze laatste belasting kan worden uitgesteld.
In dit CPB Discussion Paper worden de mogelijkheden onderzocht die DGA's hebben voor het schuiven tussen arbeidsinkomen en kapitaalinkomen en van inkomen over de tijd. Hiervoor worden gegevens uit individuele belastingaangiften in de periode 2007–2011 gebruikt. Dit maakt het mogelijk om de verdeling van de aangegeven inkomens in box 1 en 2 te bestuderen.
Er zijn vier hoofdbevindingen. De eerste is dat de verdeling van het aangegeven looninkomen in box 1 een sterke piek vertoont bij het minimumbedrag van de gebruikelijkloonregeling. De piek wordt gevonden voor alle jaren en was 41.000 euro in 2010. De tweede bevinding is een concentratie van aangiftes in box 1 met een belastinggrondslag die net voor een tariefgrens ligt. De verhoging van het marginaal tarief met 10 procentpunten bij de hoogste tariefgrens verlaagt het belastbaar inkomen met 0,6% tot 1,1%. Dit resultaat is vergelijkbaar met bevindingen uit de internationale literatuur. Op de derde plaats is een sterke reactie te zien van uitgekeerde dividenden in 2007 toen het tarief in box 2 tijdelijk werd verlaagd van 25 naar 22%. In 2007 waren er bijna 22.000 DGA's die een box-2-inkomen aangaven dat exact gelijk was aan de tariefgrens (250.000 euro). In 2008, na de stijging van het tarief met 3 procentpunt, waren dat minder dan 400 DGA's. Als gevolg hiervan waren in 2007 de belastingopbrengsten van box 2 twee keer zo hoog. De vierde bevinding betreft het al dan niet uitkeren van winsten en de omvang van deze dividenden. De omvang van het eigen vermogen heeft in beide gevallen een positief effect. Een 1% hoger eigen vermogen leidt tot 0,5% meer uitgekeerde winst. DGA's kunnen door het schuiven van inkomen over de tijd vermogen opbouwen in hun bedrijf. De steekproef bevat echter te weinig jaren om de motieven van DGA's voor deze vermogensopbouw, en de consequenties daarvan, te onderzoeken.
Bron: CPB
1