De top-1% hoogste inkomens betalen relatief minder belasting dan de groep daar net onder. De belastingdruk daalt verder wanneer wordt ingezoomd op de top-0,1% of de top-0,01%. Dit blijkt uit het onderzoek ‘Inkomens en belastingen aan de top’ van het Centraal Planbureau (CPB) dat op 22 mei 2024 is gepubliceerd. De samenstelling van de top-1% is relatief stabiel van jaar tot jaar, hoewel de absolute top wisselt als gevolg van eenmalige hoge bedrijfswinsten. Ook zijn de inkomens van de top-1% de afgelopen jaren sterker gestegen dan bij andere inkomensgroepen het geval is wanneer rekening wordt gehouden met ingehouden bedrijfswinsten.

Uit eerder CPB-onderzoek in 2022 bleek al dat de huishoudens met de hoogste inkomens relatief gezien minder belasting afdragen dan overige inkomensgroepen. Toen keek het CPB alleen naar het jaar 2016. Nu heeft het planbureau onderzoek gedaan over een langere periode (2011-2019) en keek daarbij ook naar de mobiliteit van de top. Ook over een langere periode blijkt de belastingdruk te dalen vanaf de top-1%. In de periode 2011-2019 was de belastingdruk op de hoogste 0,01% inkomens (ongeveer 1400 mensen) zo’n 28%. Dat is lager dan op de midden- en hoge inkomens, voor wie sociale premies en belastingen in box 1 de belangrijkste lasten zijn. Het inkomen van de top-0,01% bestaat vrijwel geheel uit bedrijfswinsten, zodat de belastingdruk vooral door de vennootschapsbelasting bepaald wordt. Als die bedrijfswinsten worden uitgekeerd, wordt er ook inkomstenbelasting over betaald. Maar in de praktijk keerde de top-0,01% het afgelopen decennium gemiddeld slechts 14% van hun winst uit, wat de voornaamste reden is voor de lagere belastingdruk. Voor de rest van de top-1% bestond het inkomen voor ongeveer de helft uit bedrijfswinsten, waarvan gemiddeld 21% werd uitgekeerd.

Op papier zijn de belastingen op inkomen in Nederland progressief, maar voor de top-1% alleen als alle winst wordt uitgekeerd. In de praktijk wordt de meeste winst uit een aanmerkelijk belang echter niet uitgekeerd. Er zijn bedrijfseconomische redenen om het kapitaal in bv’s te laten toenemen, maar er zijn ook aanwijzingen dat in sommige bv’s veel overtollige middelen aanwezig zijn zoals beleggingen, die niet nodig zijn voor de onderneming. Om verschillende typen inkomen gelijker te belasten, benoemt het CPB enkele opties om fiscaal gedreven belastinguitstel en –afstel te beperken. Als het wenselijk wordt geacht om oneindig belastinguitstel over winst geïnvesteerd in ondernemingen tegen te gaan, kan worden overwogen de doorschuifregeling voor aanmerkelijk belang te beperken. Deze maatregel is meer gericht op de belastingafdracht van de top-0,01%. Hierbij geeft het CPB aan dat wel van belang is te onderkennen dat niet alle ingehouden winsten door fiscale voordelen gemotiveerd zijn.

Bron: CPB

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Inkomstenbelasting, Vennootschapsbelasting

218

Gerelateerde artikelen