Generieke lastenverlichting heeft weinig effect op de arbeidsparticipatie. Zij houdt geen rekening met de grote diversiteit in reacties op wijzigingen in fiscale prikkels. Wat wel werkt zijn fiscale prikkels voor moeders met jonge kinderen om (meer) te gaan werken.

Dat schrijft het Centraal Planbureau in de studie De effectiviteit van fiscaal participatiebeleid.

Ook het beperken van inkomensondersteuning voor huishoudens met een laag inkomen levert relatief veel participatie op. Dit gaat dan echter wel ten koste van een toename van de inkomensongelijkheid.
 
Nederland staat aan de vooravond van een belastingherziening. Het kabinet streeft daarbij twee belangrijke doelen na: het verhogen van de werkgelegenheid en het vereenvoudigen van het fiscale stelsel. Tussen deze twee doelen bestaat een spanning, zo blijkt uit recent CPB-onderzoek. Er bestaan namelijk grote verschillen in de mate waarin verschillende groepen op financiële prikkels reageren. Daarnaast blijkt dat financiële prikkels vooral effect hebben op de keuze om al dan niet te werken en veel minder op de keuze voor het aantal te werken uren per week. Gegeven de grote diversiteit in gedragsreacties is generiek fiscaal beleid weinig effectief in termen van arbeidsparticipatie. Dit blijkt uit de uitkomsten van beleidssimulaties met het nieuwe MICSIM-model van het CPB, waarin de uitkomsten van het recente empirisch onderzoek zijn verwerkt.
 
Een generieke maatregel, zoals het verlagen van de schijftarieven, beïnvloedt nauwelijks de arbeidsparticipatie. Een vereenvoudiging in de vorm van een vlakke tariefsstructuur (een simpele vlaktaks) heeft, bij gelijkblijvende inkomensongelijkheid, een negatief effect op de arbeidsparticipatie. Zo'n vlaktaks houdt minder rekening met de verschillen in gedragsreacties dan het huidige stelsel. Ook de invoering van een basisinkomen verlaagt de arbeidsparticipatie.
 
Wat wel werkt is beleid dat het inkomensverschil tussen wel en niet werken vergroot. Dit geldt vooral voor moeders met jonge kinderen. Dit kan door het verhogen van de inkomensafhankelijke combinatiekorting, maar ook door het verlagen van het kindgebonden budget of van de bijstand voor alleenstaande ouders. Laatstgenoemde maatregelen leiden echter wel tot een toename van de inkomensongelijkheid.
 
Vooral beleid gericht op de keuze om al dan niet te werken heeft dus effect, en dan met name bij jonge moeders. Daarbij geldt wel de wet van de remmende voorsprong. De arbeidsparticipatie is de afgelopen decennia flink gestegen. Dit maakt het moeilijker om de participatie verder te verhogen. Daarnaast houdt het huidige stelsel al deels rekening met de verschillen in gedrag. Ook dit maakt additioneel beleid minder effectief.

 

 

Bron: Centraal Planbureau

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Belastingrecht algemeen

0

Gerelateerde artikelen