Aftrek van toekomstige inkomstenbelastingschuld bij overdracht van ondernemingsvermogen ziet alleen op het belaste deel van de schenking.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 14 april 2017 duidelijkheid verschaft over het deel van de inkomstenbelastinglatentie dat in aftrek kan worden gebracht bij de schenking van ondernemingsvermogen waarbij de bedrijfsopvolgingsregeling wordt toegepast. De bedrijfsopvolgingsregeling is een faciliteit die het ondernemingsvermogen tot een bedrag van € 1.063.479 (2017) volledig vrijstelt van schenk- of erfbelasting. De waarde die uitstijgt boven voornoemde vrijstelling wordt voor 83% vrijgesteld. Het restant wordt tegen de reguliere tarieven van de schenk- en erfbelasting belast. De vraag is evenwel in hoeverre de door de opvolgers overgenomen (latente) belastingschulden in mindering mogen worden gebracht op de grondslag voor de schenk- en erfbelasting.

Schenking van ondernemingsvermogen en inkomstenbelastinglatentie

De schenking van ondernemingsvermogen leidt in beginsel tot een afrekenmoment voor de inkomstenbelasting. Indien verkrijgers voldoen aan de voorwaarden van de bedrijfsopvolgingsregeling - en de schenker en verkrijgers gezamenlijk verzoeken om toepassing van de doorschuiffaciliteit - vindt echter geen afrekening plaats over het vervreemdingsvoordeel. De verkrijgers nemen dan de oorspronkelijke verkrijgingsprijs over waardoor de inkomstenbelastingclaim naar hen wordt doorgeschoven.
 
De aan de opvolgers doorgeschoven inkomstenbelastingclaim beïnvloedt de waarde van het verkregen ondernemingsvermogen. De Successiewet 1956 voorziet in een (forfaitaire) regeling waardoor rekening wordt gehouden met deze doorgeschoven inkomstenbelastingclaim. De verkrijgers kunnen een inkomstenbelastinglatentie in mindering brengen op hun verkrijging.
 
De (forfaitaire) regeling is opgenomen om samenloop van inkomstenbelasting en schenk- of erfbelasting te voorkomen. Er doet zich geen samenloop voor indien en voor zover de verkrijging voor de Successiewet 1956 (al dan niet voorwaardelijk) is vrijgesteld. Een verkrijging is bijvoorbeeld geheel of gedeeltelijk vrijgesteld wanneer deze bestaat uit ondernemingsvermogen waarop de bedrijfsopvolgingsregeling van toepassing is.

Inkomstenbelastinglatentie volledig in aftrek?

Mede door een arrest van de Hoge Raad uit 2013 was onduidelijkheid ontstaan over de vraag in hoeverre de inkomstenbelastinglatentie in aftrek kon komen. Omdat de Hoge Raad de doorgeschoven belastinglatentie bij schenking van ondernemingsvermogen in 2013 expliciet heeft aangemerkt als een tegenprestatie, kon namelijk het standpunt worden ingenomen dat de inkomstenbelastinglatentie ook integraal in aftrek moest komen op de heffingsgrondslag. De Hoge Raad heeft zich daar echter niet over uitgelaten, omdat het geschil in dit arrest zag op de berekening van de onbelaste waarde en belaste waarde van het ondernemingsvermogen in het kader van de bedrijfsopvolgingsregeling.
 
Na dit arrest leek er ruimte te bestaan om de inkomstenbelastinglatentie over de volle waarde (100% van de waarde) van de aandelen te berekenen, in plaats van slechts over het niet voorwaardelijk vrijgestelde deel van de waarde van de aandelen (circa 17% van de waarde).

Arrest van 14 april 2017

In de zaak waarover de Hoge Raad recentelijk heeft geoordeeld, kreeg belanghebbende in 2012 een aandelenbelang geschonken van haar vader met een waarde van circa € 23 miljoen. Niet in geschil was dat de bedrijfsopvolgingsregeling kan worden toegepast over een waarde van ruim € 19 miljoen. In geschil is enkel de vraag welk deel van de inkomstenbelasting-latentie in mindering kan worden gebracht op de waarde van de verkrijging: de volledige latentie of alleen het deel dat correspondeert met het niet-vrijgestelde deel van de schenking.
 
Belanghebbende heeft de volledige inkomstenbelastinglatentie in de aangifte schenkbelasting in mindering gebracht op de belaste verkrijging. Bij het opleggen van de aanslag schenkbelasting is de inkomstenbelastinglatentie echter naar evenredigheid toegerekend aan het vrijgestelde deel van de schenking en het niet-vrijgestelde deel van de schenking.
 
De Hoge Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank dat uit de wetsgeschiedenis en jurisprudentie duidelijk volgt dat de inkomstenbelastingschuld naar evenredigheid moet worden toegerekend aan het vrijgestelde deel en het niet-vrijgestelde deel van de schenking en dat slechts het laatstbedoelde deel in aftrek gebracht kan worden.
 
De forfaitaire regeling van de Successiewet 1956 is opgenomen om samenloop van inkomstenbelasting en schenk- of erfbelasting te voorkomen. Voor zover ondernemingsvermogen wordt overgedragen met toepassing van de bedrijfsopvolgingsregeling, doet deze samenloop zich niet voor. Slechts (afgerond) 17% van de inkomstenbelastinglatentie is derhalve in mindering te brengen op de waarde van de belaste verkrijging. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie van belanghebbende dan ook ongegrond.

Gevolgen van de uitspraak

De uitspraak van de Hoge Raad maakt duidelijk dat bij toepassing van de bedrijfsopvolgingsregeling volledige aftrek van de belastinglatentie niet is toegestaan. Zaken waarin om deze reden bezwaar is gemaakt tegen de aanslag schenkbelasting zullen daarom nu worden afgewezen.
 
 

Bron: ctrl by Deloitte

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Inkomstenbelasting, Schenk- en erfbelasting

26

Gerelateerde artikelen