Van kleineondernemersregeling (KOR) naar een omzetgerelateerde vrijstellingsregeling. De KOR gaat op de schop. Volgens senior manager btw Anne Marieke Smits van BDO Belastingadvies is de tijd rijp voor vervanging. De nieuwe regeling is op hoofdlijnen wat haar betreft meer dan welkom.

Vervanging

De kleineondernemersregeling (KOR) in de omzetbelasting heeft zijn langste tijd gehad. Het kabinet wil de regeling vervangen door een facultatieve omzetgerelateerde vrijstellingsregeling van omzetbelasting (OVOB). De internetconsultatie hierover is onlangs gestart en eindigt op 1 mei 2018. Het is bedoeling dat de OVOB zijn intrede doet per 1 januari 2020, maar dat hierop al in 2019 kan worden voorgesorteerd.

Dat de KOR op de schop gaat, komt niet helemaal uit de lucht vallen. Al in 2016 kondigde toenmalig staatssecretaris Wiebes (Financiën) aan de KOR te willen vereenvoudigen. De complexiteit van de regeling is ook meteen een belangrijk kritiekpunt wat het huidige kabinet aanvoert als reden voor vervanging. Bovendien is door de beperkte beleidsvrijheid sprake van een starre regeling die alleen openstaat voor natuurlijke personen en schiet de KOR zijn doel soms voorbij. Niet alleen ondernemers met een geringe omzet (de doelgroep) kunnen gebruikmaken van de regeling, maar ook ondernemers met een hoge omzet en een laag bedrag aan verschuldigde btw. Last but not least rijzen de uitvoeringskosten de pan uit door een sterke toename van de populatie kleine ondernemers, waaronder de particuliere zonnepaneeleigenaren en agrariërs door de afschaffing van de btw-landbouwregeling.

Het juiste moment

Volgens Smits komt de vervanging van de KOR door de OVOB op het juiste moment. “De KOR is uitvoeringstechnisch complex en lastig en er wordt bewust en door onkunde ook onbewust mee gesjoemeld. De voorgestelde OVOB is met enkel een omzetgrens een stuk eenvoudiger dan de KOR met twee drempelbedragen (minder dan € 1.883 aan verschuldigde btw op jaarbasis en maximaal € 1.345 aan te betalen btw voor ontheffing van administratieve verplichtingen) en daarmee ook voor de kleine ondernemer makkelijker te begrijpen. Gezien alle Europese ontwikkelingen is de tijd van aanpassing nu rijp.” Smits doelt op het richtlijnvoorstel van de Europese Commissie van 18 januari 2018 tot wijziging van de bijzondere btw-regeling voor kleine ondernemingen. Beoogde ingangsdatum van dit richtlijnvoorstel is medio 2022.

De korte tijd tussen de invoering van de OVOB en de implementatie van het richtlijnvoorstel, mits alle lidstaten hier unaniem mee instemmen, roept de vraag op of Nederland niet gebaad is met een pas op de plaats om straks direct een EU-bestendige regeling te implementeren in de Wet op de omzetbelasting. Smits: “Waarom wachten als de grote contouren vanuit de Europese Commissie van een herziene btw-regeling voor kleine ondernemingen al duidelijk zijn en nagenoeg alle lidstaten al gebruik maken van een omzetgerelateerde vrijstellingsregeling voor kleine ondernemers? Voor de doelgroep ‘kleine ondernemer’ in de omzetbelasting is vereenvoudiging een groot pluspunt en dus heeft wachten geen nut.”

Hoofdlijnen

De voorgestelde OVOB is op hoofdlijnen een rechtsvormneutrale regeling (dus ook voor bv’s, stichtingen en verenigingen) en doet zijn naam eer aan door de btw-vrijstelling voor de kleine ondernemer te koppelen aan een bepaalde jaarlijkse omzet. Er wordt dus niet meer, zoals bij de KOR, gekeken naar de per saldo verschuldigde btw. Met de OVOB gaat de kleine ondernemer van een btw-belaste positie met een belastingvermindering (KOR) naar een btw-vrijgestelde positie. Wie straks kiest voor de nieuwe regeling kan geen btw in rekening en in aftrek brengen, hoeft geen btw-aangifte te doen en is ontheven van de daarbij behorende administratieve verplichtingen.

Onzekere factor

Het conceptwetsvoorstel voor de OVOB dat nu ter consultatie ligt, is wel enigszins een loterij met open eindjes. Dat komt met name omdat de omzetgrens ontbreekt. Het kabinet denkt aan een omzetgrens tussen de € 15.000 - € 25.000, maar laat deze in het voorstel en de bijbehorende toelichting bewust blanco. “Dit maakt het lastig om het conceptwetsvoorstel naar juiste waarde te beoordelen,” vindt Smits, “vooral ook omdat het kabinet kiest voor een budgetneutrale omzetgrens. Hoe meer ondernemers gebruikmaken van de OVOB, hoe lager de grens wordt. Organisaties die gebruikmaken van een bepaalde btw-vrijstelling waarvoor een drempel geldt, zoals de fondsenvrijstelling, kunnen, nu de omzetgrens niet is gegeven, geen vergelijking maken tussen de door hen toegepaste vrijstelling en de OVOB. Als deze organisaties zich onthouden van input, geeft dit een vertekend beeld aan de consultatie.”

Sfeerovergang

De voorgestelde sfeerovergang is voor Smits nog wel een punt van discussie. “De ondernemer die opteert voor de OVOB kan pas na drie jaar de btw-vrijstelling weer opzeggen en vice versa. Het kabinet bestempelt de drie jaren als een bezinningsperiode om ongewenste jojo-effecten te voorkomen, maar hoe verhoudt dit zich tot de bestendige gedragslijn van goed koopmansgebruik zoals we dat kennen in de inkomstenbelasting en de vennootschapsbelasting? En waar is deze drie jaar op gestoeld? De omzetbelasting heeft een herzieningstermijn van vijf jaar voor roerende zaken en tien jaar voor onroerende zaken en er geldt een naheffingstermijn van vijf jaar. De voorgestelde drie jaar lijkt enigszins uit de lucht gegrepen. Ik verwacht dat de driejaarstermijn ook lastig is met suppleties en naheffingen.”

EU-proof

Dat de OVOB alleen openstaat voor ondernemers die in Nederland zijn gevestigd of in Nederland een vaste inrichting hebben en kort gezegd alleen geldt voor in Nederland verrichte leveringen van goederen en diensten, vindt Smits jammer. “Het richtlijnvoorstel van de Europese Commissie tot wijziging van de Europese kleineondernemersregeling ziet ook op ondernemingen die in meer dan één lidstaat actief zijn. Dat het kabinet niet alvast voorsorteert op dit grensoverschrijdende aspect is een gemiste kans. Als het richtlijnvoorstel doorgaat zal de OVOB namelijk binnen afzienbare tijd weer moeten worden aangepast. Vanuit vereenvoudigingsoogpunt is dit al direct een complicerende factor. Voordat de OVOB onderdeel gaat uitmaken van het pakket Belastingplan 2019 hoop ik dat het kabinet nog eens kritisch kijkt of deze facultatieve omzetgerelateerde vrijstellingsregeling ook in de toekomst EU-proof is.”

Bron: Redacteur Marit Muller

Informatiesoort: Nieuws, Interviews

Rubriek: Omzetbelasting

Dossiers: Prinsjesdag 2018

Focus: Focus

6

Gerelateerde artikelen