De Advocaat-generaal (hierna: AG) van het Hof van Justitie heeft in de zaak Fiscale eenheid X een conclusie genomen ten aanzien van de kwalificatie van een vastgoedfonds als gemeenschappelijk beleggingsfonds en de toepassing van de btw-vrijstelling voor collectief vermogensbeheer op de feitelijke exploitatie van vastgoed. De conclusie van de AG luidt dat het vastgoedfonds kwalificeert als gemeenschappelijk beleggingsfonds en de feitelijke exploitatie van het vastgoed als beheer. Daardoor valt de feitelijke exploitatie van het vastgoedfonds onder de btw-vrijstelling voor collectief vermogensbeheer.
Zaak Fiscale eenheid X
Belanghebbende, onderdeel van Fiscale eenheid X, verricht diensten ten behoeve van drie vennootschappen die door een aantal pensioenfondsen zijn opgericht en actief zijn in de aan- en verkoop alsmede de exploitatie van onroerende zaken. Deze diensten bestaan onder meer uit het beheer van het vastgoed van de vennootschappen, financiële verslaglegging en gegevensverwerking, de aan- en verkoop van vastgoed en de acquisitie van nieuwe aandeelhouders. Belanghebbende meent dat alle verrichte werkzaamheden en daarmee feitelijk het fund-, asset en property management onder de btw-vrijstelling voor het beheer van gemeenschappelijke beleggingsfondsen vallen. De belastingdienst heeft zich op het standpunt gesteld dat enkel de aan- en verkoop van vastgoed en de acquisitie van nieuwe aandeelhouders zijn vrijgesteld.
De Nederlandse Hoge Raad heeft in deze zaak prejudiciële vragen gesteld aan het Europese Hof van Justitie. De Hoge Raad wil van het Hof van Justitie weten of een fonds dat belegt in onroerende zaken kan worden aangemerkt als een gemeenschappelijk beleggingsfonds. In het verlengde daarvan wil de verwijzende rechter weten of onder het begrip ‘beheer' mede moet worden begrepen de door belanghebbende aan een derde uitbestede, feitelijke exploitatie van deze onroerende zaken (property management).
Vastgoedfonds een gemeenschappelijk beleggingsfonds?
Uit de eerdere rechtspraak van het Hof van Justitie leidt de AG af dat enkel beleggingsfondsen die aan bijzonder overheidstoezicht zijn onderworpen kunnen kwalificeren als gemeenschappelijke beleggingsfondsen in de zin van de btw-vrijstelling voor collectief vermogensbeheer.
De AG geeft aan dat met de inwerkingtreding van de AIFM-richtlijn per 22 juli 2013 vastgoedfondsen in het algemeen onderworpen zijn aan een (Europese) vorm van overheidstoezicht. Het is aan de nationale rechter om vast te stellen of vastgoedfondsen in de voorafgaande periode (de procedure in kwestie betreft het jaar 1996) aan een (nationale) vorm van overheidstoezicht waren onderworpen.
De AG overweegt daarnaast dat het op grond van de fiscale neutraliteit voor de toepassing van de btw-vrijstelling niet uit mag maken of de beleggingen bestaan uit effecten, vastgoed of andere beleggingsobjecten.
Om te kwalificeren als een gemeenschappelijk beleggingsfonds is daarnaast spreiding van de door de beleggers gedragen risico's vereist. Volgens de AG is hier ook aan voldaan indien alleen in vastgoed wordt belegd. Dit is overduidelijk het geval wanneer in verschillende onroerende zaken wordt belegd, maar ook wanneer in één enkel groot vastgoedproject wordt belegd. In dat laatste geval wordt namelijk het risico van leegstand over een groot aantal wooneenheden of handelszaken gespreid.
Feitelijke exploitatie vastgoed beheer?
Indien sprake is van een gemeenschappelijk beleggingsfonds dient vervolgens beoordeeld te worden in hoeverre de beheerwerkzaamheden onder de btw-vrijstelling voor collectief vermogensbeheer vallen. Dit is het geval als de beheerwerkzaamheden nodig zijn om het aan de beheerder toevertrouwde beleggingsvermogen in stand te houden en daaruit opbrengsten te kunnen halen. Wanneer in vastgoed belegd wordt is de feitelijke exploitatie (property management) daarvan noodzakelijk om deze belegging te laten renderen en valt daarmee volgens de AG onder de btw-vrijgestelde beheerwerkzaamheden.
Gevolgen voor de praktijk
In de Nederlandse praktijk zien we grote verschillen in de toegepaste btw-behandeling van beheerwerkzaamheden met betrekking tot vastgoedfondsen. De btw-behandeling is doorgaans afgestemd met de belastingdienst, waarbij property management door de belastingdienst in veel gevallen als een aparte met btw belaste dienst is aangemerkt.
Onafhankelijk van het feit of het Hof van Justitie de conclusie van de AG volgt, zal de uitspraak gevolgen hebben voor de bestaande Nederlandse (ruling) praktijk. Daarnaast heeft een heldere uitspraak van het Hof van Justitie tot gevolg dat de bestaande interpretatieverschillen tussen de diverse lidstaten worden weggenomen.
Indien het Hof van Justitie de conclusie van de AG volgt, zullen beheerders van alle beleggingsfondsen die onder overheidstoezicht staan (en door hun ingeschakelde derde partijen), eerder met een btw-vrijstelling te maken krijgen. Daarbij komt direct de vraag op wat de reikwijdte van de onderworpenheid aan overheidstoezicht is. Gaat het hierbij alleen om effectief toezicht of is bij een bewuste vrijstelling van toezicht ook sprake van onderworpenheid?
Bron: Deloitte
5