Om bij verkoop van een bedrijfspand een herinvesteringsreserve te vormen, moet dat pand wel een functie hebben vervuld in de bedrijfsuitoefening van de onderneming. Een voormalige apotheek valt daar niet onder.
Voorwaarden voor vorming herinvesteringsreserve
Een ondernemer kan een herinvesteringsreserve (HIR) vormen voor boekwinst die hij of zij behaalt bij verkoop van een bedrijfsmiddel, mits deze boekwinst wordt gebruikt voor herinvestering in een ander bedrijfsmiddel. Bovendien mag bij aanschaf of voortbrenging van een bedrijfsmiddel waarop gewoonlijk in meer dan tien jaar wordt afgeschreven niet altijd afboeking van de HIR plaatsvinden. Dat kan alleen als de reserve is gevormd door de verkoop van een bedrijfsmiddel met eenzelfde economische functie als het bedrijfsmiddel waarin wordt geherinvesteerd.
Leegstaand apothekerspand
Een ondernemer had oorspronkelijk een apotheek in de vorm van een eenmanszaak in een pand dat tot het ondernemingsvermogen van die eenmanszaak behoorde. Later verhuisde de apotheek naar een gehuurd pand. Het oorspronkelijke bedrijfspand bleef vanaf het moment van de verhuizing leeg staan.
Toen de apotheker in 2007 haar eenmanszaak omzette in een BV werden het leegstaande bedrijfspand en de ondernemingsactiviteiten werden in twee aparte BV's ingebracht. Het bedrijfspand bleef leegstaan en werd alleen nog aangehouden met het oog op de verkoop. Vanaf 1 januari 2009 vormden beide BV's een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting. Toen het bedrijfspand snel daarna werd verkocht, vormde de BV waarin het pand zat een HIR voor de behaalde boekwinst.
De inspecteur vond echter dat het leegstaande pand als voorraad kwalificeerde en ging daarom niet akkoord met het vormen van de HIR. Hof Arnhem-Leeuwarden is het eens met de inspecteur en voegt hieraan toe dat het feit dat per 1 januari 2009 een fiscale eenheid is ontstaan, niet betekent dat het leegstaande pand opeens weer als bedrijfsmiddel kwalificeert.
Geen economische functie, geen HIR
De Hoge Raad wijst erop dat het bedrijfspand na de inbreng van de apothekersonderneming geen functie meer heeft vervuld ten behoeve van de ondernemingsactiviteiten van de betreffende BV. De boekwinst behaald bij de verkoop van het pand kan daarom niet worden ingezet voor een bedrijfsmiddel dat ‘eenzelfde economische functie' zal vervullen als de functie die het verkochte pand vervulde. Met het oog hierop oordeelt de Hoge Raad dat er geen HIR gevormd kan worden. Verder merkt de Hoge Raad op dat de vorming van een fiscale eenheid tussen beide BV's niet heeft geleid tot herstel van de band tussen het apothekerspand en de ondernemingsactiviteiten, aangezien het pand enkel nog werd aangehouden met de intentie om het te verkopen.
Bron: Deloitte
23