Het recente oordeel van het Europese Hof dat de dividendbelasting een ongerechtvaardigde belemmering vormt van het vrije kapitaalverkeer, zal een forse tegenvaller voor het Ministerie zijn. Volgens Mazars partner Dick van Sprundel kan het ‘feest' beginnen. "Er is (wederom) werk aan de winkel voor de Belastingdienst, de wetgever, belastingadviseurs, buitenlandse particulieren en bedrijven."

Ongerechtvaardigde belemmering

Op 17 september 2015 heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU) arrest gewezen in drie gevoegde procedures over de Nederlandse dividendbelasting aangespannen door twee Belgische inwoners (X en Miljoen, beiden met Nederlandse nationaliteit), respectievelijk het Franse bedrijf Société Générale SA. Alle drie de partijen ontvingen vanuit Nederland portfoliodividenden waarop dividendbelasting was ingehouden. Nu is dividendbelasting voor binnenlandse belastingplichtigen een voorheffing die zelfs kan leiden tot een teruggaaf van belasting indien niet genoeg inkomsten- of vennootschapsbelasting is verschuldigd. Voor niet-inwoners is de dividendbelasting een eindheffing die veelal niet tot een volledige Nederlandse belastingteruggaaf leidt. Dit verschil in behandeling tussen binnenlandse- en buitenlandse belastingplichtigen was dan ook in geschil. Volgens het Hof van Justitie EU vormt de dividendbelasting een ongerechtvaardigde belemmering van het vrije kapitaalverkeer wanneer de definitieve belastingdruk op dividenden zwaarder rust op niet-ingezeten belastingplichtigen dan op ingezeten belastingplichtigen. Voor het maken van die vergelijking moet een aantal factoren in aanmerking worden genomen.

Bepalende factoren

Van Sprundel (International Tax Partner bij Mazars en wetenschappelijk medewerker en docent aan de Erasmus Universiteit Rotterdam) licht toe: "Het Hof geeft in het arrest duidelijk aan welke factoren nu precies relevant zijn om de totale definitieve belastingdruk te vergelijken tussen niet-ingezetenen en ingezetenen. Gezien de veelvoud aan discussies over in aanmerking te nemen factoren is het fijn dat hier nu duidelijkheid over is. Om de totale belastingdruk te bepalen moet volgens het Hof bij natuurlijke personen worden gekeken naar álle aandelen in Nederlandse vennootschappen ongeacht of hier wel of niet een dividend uit is ontvangen (dus niet alleen de Nederlandse vennootschap waar dividend werd uitgekeerd). Verder telt het heffingsvrije vermogen wél mee en – hoewel het Hof dit niet expliciet bepaalt – mogen mogelijk ook andere tegemoetkomingen die de Nederlandse wetgeving biedt (of gaat bieden) worden meegenomen. Tot slot merkt het Hof expliciet op dat een kalenderjaar als referentieperiode dient te worden gezien. In de vergelijking van de belastingdruk tussen niet-ingezeten vennootschappen en ingezeten vennootschappen moeten alle kosten die rechtstreeks verband houden met de inning als zodanig van de dividenden meegenomen worden. Financieringskosten voor de aankoop en het houden van de aandelen vallen hier niet onder, aldus het Hof van Justitie EU." 

Blijkt uit de genoemde vergelijkingsfactoren dat de totale belastingdruk op dividenden zwaarder uitvalt voor de niet-ingezeten belastingplichtige dan wanneer hij een ingezeten belastingplichtige zou zijn geweest, dan zal Nederland een teruggaaf moeten verlenen.

Forse tegenvaller

Het arrest van het Hof van Justitie EU is een forse tegenvaller voor de Belastingdienst die onherroepelijk zal leiden tot een nog verdere verhoging van de werkdruk én een forse terugbetaling van dividendbelasting met daarbovenop een rentevergoeding. In de 13e halfjaarsrapportage van de Belastingdienst over de periode juli - december 2013 stond de stand op 24.000 verzoeken voor teruggaaf van dividendbelasting afkomstig uit 18 verschillende landen. Op dat moment was het budgettaire belang ruim € 1,5 miljard. Naar alle waarschijnlijkheid is het aantal teruggaafverzoeken sinds die tijd alleen maar opgelopen.

Werk aan de winkel

Hoeveel Nederland uiteindelijk zal moeten terugbetalen aan dividendbelasting staat nog geenszins vast. Alhoewel het zeker in de papieren zal lopen hangt het volgens Van Sprundel – gezien de vergelijking van de totale belastingdruk die moet worden gemaakt – per verzoek af of een teruggaaf moet worden verleend en zo ja, voor welk bedrag. "De Belastingdienst zal een vervolg moeten gaan geven aan alle teruggaafverzoeken, maar het is uiteindelijk aan belastingplichtigen om de meest optimale situatie aan te tonen. Belastingplichtigen moeten laten zien dat zij door hun buitenlandsituatie ten opzichte van binnenlandse belastingplichtigen benadeeld zijn door een hogere belastingdruk op de uitgekeerde portfoliodividenden. Dat betekent dus ook werk aan de winkel voor de buitenlands belastingplichtige zelf en voor diens belastingadviseur. Met name bij niet-ingezetene bedrijven is de kosten-vergelijkingsfactor bepaald geen sinecure en al helemaal niet wanneer dit jaren teruggaat. Verder brengt het arrest van het Hof van Justitie EU zeker een verdere toestroom van teruggaafverzoeken met zich mee. Door de duidelijke omschrijving van de vergelijkingsfactoren kan de teruggaaf ook voor de twijfelaars en in het geval van kleine belangen relatief snel worden uitgerekend. Het zal mij dan ook niet verbazen als bepaalde partijen hierop gaan inspringen door massaal teruggaaf te gaan claimen voor niet ingezeten belastingplichtigen."

Reparatiewetgeving

Van Sprundel geeft tot slot aan dat ook de wetgever in dit geval niet langer achterover kan leunen. Hij is verbaasd dat het Ministerie van Financiën niet al eerder (ook gezien signaleringen in de literatuur van jaren geleden) heeft ingegrepen en het nu wederom angstvallig stil blijft. "Nederland heeft een probleem. Het Hof van Justitie EU heeft duidelijk te kennen gegeven dat er een belemmering van het vrije kapitaalverkeer kan zijn. Deze belemmering moet worden geneutraliseerd. Dit is een verantwoordelijkheid van de lidstaat die de belemmering veroorzaakt en deze lidstaat dient dit op te lossen, zo volgt ook uit eerdere arresten van het Hof van Justitie EU (zoals Amurta en Denkavit). Óf Nederland heeft dit al bilateraal opgelost in de verdragen ter voorkoming van dubbele belasting óf gaat hiervoor zorgen met een aanpassing in de nationale wetgeving. Die aanpassing is onvermijdelijk nu een aantal verdragen niet voorziet in een juiste verwerking van de dividendbelasting."

Van Sprundel vervolgt: "De veroorzaker van het probleem moet zelf de benodigde actie nemen; nationaal of bilateraal. De wetgever zal dus zo snel mogelijk met reparatiewetgeving moeten komen. Helemaal wanneer het heffingsvrije vermogen wellicht volgens de Belastingplannen omhoog gaat, want dat zal zeker nogmaals een extra hausse aan teruggaafverzoeken opleveren. Voor niet-ingezetenen zal een teruggaafbepaling moeten komen voor wanneer de totale belastingdruk op dividenden zwaarder is dan deze is voor ingezeten belastingplichtigen. In zoverre kan het ‘feest' beginnen voor niet-ingezetenen. Het kost wat uitzoekwerk, maar je kan je voordeel uitrekenen en gelijk incasseren."

Kijk ook op TaxVisions voor een video over dit onderwerp.

Bron: Redacteur Marit Muller

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Dividendbelasting

26

Gerelateerde artikelen