De buitenlands belastingplichtige die door het vervallen van de keuzeregeling en de nieuwe regels niet langer kwalificeert, lijkt door een zéér strikte uitleg van Europese jurisprudentie buiten de boot te vallen. Op EU-rechterlijk niveau zijn er echter weldegelijk mogelijkheden om alsnog te kwalificeren als buitenlands belastingplichtige. Dat komt omdat de nationale wetgeving op minimaal een tweetal punten niet voldoet. Dat zegt Niek de Haan, partner International Tax Services bij BDO.

Tweede kwalificatiecriterium

Sinds 1 januari van dit jaar geldt er een nieuwe kwalificatieregeling voor de buitenlands belastingplichtige. Volgens de nieuwe regels kwalificeert kort gezegd de hier werkzame maar in een ander EU-land woonachtige belastingplichtige automatisch voor binnenlandse belastingplicht als hij voldoet aan het 90%-inkomenscriterium. De buitenlands belastingplichtige die hier niet aan voldoet kan toch worden aangemerkt als kwalificerende buitenlandse belastingplichtige als Nederland volgens het Unierecht de persoonlijke- en gezinssituatie in aanmerking moet nemen. Het heeft lang geduurd voordat uiteindelijk nadere invulling is gegeven aan dit tweede kwalificatiecriterium.

Strikte uitleg

Pas met het verzamelbesluit van 17 december 2014 werd duidelijk dat voor dit criterium alleen in aanmerking komt de gepensioneerde buitenlands belastingplichtige met een klein pensioen (of een kleine lijfrente dan wel een andere oudedagsvoorziening, zoals een staatspensioen). Financiën geeft hiermee uitvoering aan de uitspraak van het HvJ EU in de zaak Commissie versus Estland. Uit de nota van toelichting bij het verzamelbesluit blijkt dat men vooralsnog heeft gekozen om zo dicht mogelijk bij deze uitspraak te blijven en wel om de volgende reden: 'de Europese jurisprudentie over de fiscale behandeling van buitenlandse belastingplichtigen die hun inkomen niet geheel of nagenoeg geheel in een bronstaat verdienen, is nog niet volledig uitgekristalliseerd.'

Bij navraag krijgt de redactie van TaxLive van Financiën het antwoord dat men niet wil vooruitlopen op komende EU-jurisprudentie en dat beleid in deze ook wetgeving is. Er worden geen andere of ruimere criteria gehanteerd. Pas als EU-jurisprudentie daartoe aanleiding geeft, zal worden bezien of verdere wijzigingen van de regeling voor kwalificerende buitenlandse belastingplichtigen noodzakelijk zijn.

Mismatch beleid en wetgeving

De Haan vindt het antwoord van Financiën opmerkelijk. "Noch in de parlementaire behandeling van de nieuwe regeling voor buitenlands belastingplichtigen, noch in de wettekst zelf wordt het tweede kwalificatiecriterium beperkt tot alleen de buitenlands belastingplichtige die een pensioen, lijfrente of soortgelijke uitkering geniet. Financiën staat dus in zijn uitvoeringspositie een beperktere uitleg toe dan de wet toestaat." Daarin gaat het ministerie wat De Haan betreft te ver. "Beleidsbesluiten zijn bedoeld als verduidelijking, als een toelichting en eventueel als een versoepeling van regels opgenomen in de wet. Beleidsbesluiten kunnen niet een beperktere toepassing van de wet creëren zonder wettelijke basis. Omdat beleidsbesluiten geen onderdeel zijn van parlementaire goedkeuring, mag men hier stellen dat een buitenlands belastingplichtige hier niet door wordt beperkt en dat hij kan uitgaan van hetgeen in de Wet inkomstenbelasting 2001 staat."

Is Nederland volgens het Unierecht gehouden om de persoonlijke- en gezinsituatie van de buitenlandse belastingplichtige in aanmerking te nemen, dan kwalificeert deze belastingplichtige dus. "Bovendien", zo geeft De Haan aan, "wordt in de literatuur aangenomen dat de uitspraak van het HvJ EU in de zaak Commissie versus Estland ziet op een bredere toepassing dan alleen pensioengerechtigden." "Op basis van het Europese recht schiet het beleid van Financiën dus tekort. Men kiest wel om niet verder te gaan dan hetgeen de uitspraak minimaal toe verplicht, maar het is wachten totdat er een nieuwe zaak komt, waaruit blijkt dat de casus Commissie versus Estland, toch ruimer moet worden uitgelegd. De buitenlands belastingplichtige die voldoet aan het tweede kwalificatiecriterium kan zich dan ook rechtstreeks beroepen op het Europese recht."

Ook partner telt mee!

Het tweede punt waarop de kwalificatieregeling voor buitenlandse belastingplicht niet voldoet betreft de ‘ontbrekende' partner. Voor het 90%-inkomenscriterium telt het inkomen van de partner mee. In geval van het tweede kwalificatiecriterium wordt echter niet gekeken naar de partner. Deze ontbreekt wellicht onbewust in de regeling. De Haan wees in een eerder artikel voor TaxLive al op de ‘vergeten' partner.

Bij navraag krijgt de redactie van TaxLive geen antwoord van Financiën waarom voor het tweede kwalificatiecriterium de partner niet meetelt. De antwoorden spitsen zich alleen toe op de rol van de partner voor het 90%-inkomenscriterium.

Volgens De Haan is het niet meenemen van de partner in het tweede kwalificatiecriterium in strijd met Europees recht. "Zelfs als het tweede kwalificatiecriterium is beperkt tot pensioengerechtigden, dan nog verplicht het Unierecht dat de partner moet worden meegenomen voor de vraag of er gezamenlijk voldoende inkomen is om eventuele aftrekposten in het woonland ten gelde te maken. Zo niet dan moet het (voormalig) werkland hierin tegemoet komen. Een en ander is al duidelijk sinds het arrest Zurstrassen uit het jaar 2000. Uit dit arrest volgt namelijk onomstotelijk dat  ook de niet-verdienende partner van een buitenlands belastingplichtige in aanmerking moet komen voor dezelfde aftrekposten als binnenlands belastingplichtigen in een vergelijkbare gezinssituatie. Door hier bij het tweede kwalificatiecriterium geen rekening mee te houden kan de kwalificerende buitenlands belastingplichtige niet volledig zijn aftrekposten effectueren en dat is in strijd met het vrije verkeer van werknemers binnen de EU."

Bron: Redactie TaxLive

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Inkomstenbelasting

5

Gerelateerde artikelen