Hof Den Bosch oordeelt dat bij het ontbreken van draagplichtafspraken de eigendomsverhouding en de redelijkheid en billijkheid maatstaf zijn voor de onderlinge draagplicht van een eigen woning.

De zaak (13 maart 2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:1104) verloopt als volgt. Man en vrouw wonen ongehuwd samen en kopen in 1991 een eigen woning in de volgende verhouding: de man voor 1/3 en de vrouw voor 2/3 deel. Zij financieren de woning met een hypothecaire geldlening waarop beiden hoofdelijk medeschuldenaar zijn. Over de onderlinge draagplicht van de lening maken zij geen afspraken.

In 1992 trouwen man en vrouw onder het maken van huwelijkse voorwaarden. De huwelijkse voorwaarden bepalen dat iedere gemeenschap van goederen is uitgesloten. Wel is er een periodiek verrekenbeding opgenomen. In 2008 lost de vrouw € 45.000 af uit haar eigen vermogen. Bij de echtscheiding in 2010 eist de vrouw dat de man de helft van het door haar afgeloste bedrag aan haar moet vergoeden. Zij onderbouwt haar eis met de stelling dat zij de schuld samen zijn aangegaan en dat zij beiden hoofdelijk schuldenaar zijn.

Het Hof Den Bosch overweegt dat hoofdelijk schuldenaren op grond van artikel 6:10 BW ieder voor het gedeelte van de schuld dat hem of haar aangaat in hun onderlinge verhouding draagplichtig zijn. In deze zaak blijkt dat man en vrouw echter geen uitdrukkelijke of stilzwijgende afspraken hebben gemaakt over de draagplicht.

Omdat er geen afspraken zijn gemaakt over de draagplicht zijn de man en de vrouw volgens artikel 3:172 BW in beginsel ieder voor de helft draagplichtig. Het Hof is echter van mening dat op grond van de eigendomsverhouding (man 1/3 en vrouw 2/3) en de redelijkheid en billijkheid de onderlinge draagplicht 1/3 voor de man en 2/3 voor de vrouw vastgesteld dient te worden. De vrouw heeft dus slechts voor 1/3 deel van het door haar afgeloste bedrag een vordering op de man.

Belang voor de praktijk

De uitspraak van het hof benadrukt nog eens het belang van draagplichtafspraken bij afwijkende eigendomsverhoudingen. Als partners uitdrukkelijk kiezen voor een afwijkende eigendomsverhouding bij de koop van een eigen woning is het evident dat een hypothecaire geldlening voor de financiering van die eigen woning de partners in gekozen verhouding aangaat. Dit ongeacht het feit dat beide partners hoofdelijk medeschuldenaar zijn.
De draagplicht sluit echter niet zonder meer aan op de eigendoms- en schuldverhouding maar is in de eerste plaats afhankelijk van wat onderling is overeengekomen. Pas in de tweede plaats speelt de gekozen eigendoms- en schuldverhouding een rol van betekenis. Om te voorkomen dat iedere partner bij een ongelijke eigendomsverhouding op grond van artikel 3:172 BW voor de helft draagplichtig wordt, verdient het aanbeveling om draagplichtafspraken te maken en vast te leggen in  een onderlinge overeenkomst.

Bron: Fiscaal Juridisch Adviesbureau Nationale Nederlanden

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Huwelijksvermogensrecht

149

Gerelateerde artikelen