De eisen die staatssecretaris Weekers van Financiën wil stellen aan schakelvennootschappen wat betreft hun aanwezigheid in Nederland kunnen in de praktijk in bepaalde gevallen problemen opleveren. Volgens fiscalisten voorziet Weekers met de eind oktober gepubliceerde (proeve van een) AMvB op zich in de gewenste duidelijkheid, maar moet in de uitwerking ervan nog blijken of sommige eisen niet conflicteren met reële zakelijke omstandigheden.
De AMvB is een vervolg op de kabinetsbrief van 30 augustus jl. waarin enkele maatregelen worden aangekondigd tegen onbedoeld gebruik van verdragen in combinatie met Nederlandse regelgeving. Een van die maatregelen is de uitbreiding van de eisen aan de aanwezigheid in Nederland, de substance-eisen. Het zijn echter niet de eisen zelf die zwaarder worden; die lijken min of meer hetzelfde te zijn gebleven als het reeds bestaande rulingbeleid. De uitbreiding is met name dat deze eisen gaan gelden voor álle schakelvennootschappen en niet - zoals voorheen - voor alleen de vennootschappen die in aanmerking willen komen voor een ruling. Voldoet een vennootschap niet aan de substance-eisen, dan zal de informatie daarover door de Belastingdienst spontaan worden verstrekt aan 'het relevante buitenland'. Dat land moet dan beoordelen of de vennootschap (toch) in aanmerking komt voor verdragsvoordelen en dergelijke.
Separaat
Het wordt schakelvennootschappen verplicht aan te geven of ze aan de substance-eisen voldoen. "Door het invullen van een daarop betrekking hebbende vraag in het aangiftebiljet", zo staat in het nu gepubliceerde Concept AMvB (voluit: tot wijziging van het uitvoeringsbesluit internationale bijstandverlening bij de heffing van belastingen). Voldoet men niet aan de eisen, dan moet men separaat van de aangifte omschrijven aan welke vereisten niet voldaan wordt en daarbij alle gegevens verstrekken die nodig zijn voor de beoordeling of aan de eisen wordt voldaan. Ook moet dan een overzicht worden meegestuurd van de ontvangen rente, royalty's en dergelijke waarvoor een beroep is gedaan op verdragen. Al die informatie wordt vervolgens door de Belastingdienst aan het relevante buitenland verstrekt.
Juiste weg
Bartjan Zoetmulder, voorzitter van de commissie internationale fiscale zaken van de NOB en tax partner bij Loyens&Loeff, zegt "eerst en vooral" blij te zijn dat er nu helderheid gecreëerd wordt over de spelregels die gelden rond de aanwezigheidseisen in Nederland. "Bovendien denk ik dat de gekozen aanpak van meer transparantie, meer uitwisseling van informatie, in principe de juiste weg is", zegt hij. Maar het blijft, zo zegt Zoetmulder, in zekere zin een Alleingang van Nederland, waardoor sommige investeerders afgeschrikt zullen worden om voor Nederland te kiezen. Bovendien heeft de NOB nog vragen over de uitwerking van de AMvB. Die zullen aan de orde komen in het beleidsoverleg dat op korte termijn gepland zal moeten worden; de nieuwe regels worden geacht 1 januari 2014 in te gaan.
Boekhouding
Die vragen betreffen praktische punten. Zo wijst Zoetmulder op de gebruikelijke praktijk dat internationaal opererende bedrijven hun boekhouding laten doen in een shared services center, niet zelden gevestigd in een Oost-Europees of Aziatisch land. Een van de substance-eisen voor schakelvennootschappen is echter dat de boekhouding in Nederland wordt gevoerd. Een ander voorbeeld is de joint-venture, die vaak bestuurd wordt door bestuurders van de joint-venture partners, een van elk van de partijen. "Dat zijn dan buitenlanders die keurig naar Nederland komen om te vergaderen, maar op grond van deze substance-eisen zou daar dan ook nog een in Nederland gevestigde bestuurder bijgeplaatst moeten worden."
Tekstuele verschillen
Daarnaast signaleert Zoetmulder dat de opsomming van substance-eisen die Weekers geeft, op een aantal punten tekstueel verschilt van het bekende lijstje uit het Besluit Dienstverleningslichamen uit 2004. "Ik neem niet aan dat het de bedoeling is dat de eisen van de AMvB in uitwerking anders zijn dan die van het Besluit uit 2004, maar ik kan nu nog niet met zekerheid zeggen of geen consequenties moeten worden verbonden aan de tekstuele verschillen." Zo vermeldde het Besluit uit 2004 bij de eis dat de belastingplichtige beschikt over gekwalificeerd personeel tussen haakjes: eigen dan wel van derden. Die toevoeging ontbreekt nu. Zou het dan niet meer toegestaan zijn via derden over 'gekwalificeerd personeel' te beschikken? Zoetmulder gaat ervanuit dat dergelijke 'rimpels' de komende weken in het genoemde overleg gladgestreken worden. "Ik hoop dat het ministerie en de Belastingdienst zich in de praktische uitwerking aan de toezegging van Weekers houden dat de eisen niet worden verzwaard."
Bron: Redactie TaxLive
63