In de praktijk komen tegen het einde van het jaar regelmatig twee vragen aan de orde over de lijfrente. Het betreft de vraag naar de uiterste betaaldatum van de storting op een lijfrenterekening. En de vraag wanneer een lijfrente-expiratie belast is. Is dat in 2020 of in 2021?
Uiterste betaaldatum lijfrentestorting in 2020
Vraag
Iemand overweegt om dit jaar nog een bedrag te storten op zijn lijfrenterekening. Het is echter onzeker of hij tijdig over het benodigde geld beschikt. Wat is de uiterste betaaldatum om de storting nog in het belastingjaar 2020 in aftrek te mogen brengen?
Antwoord
De storting op een lijfrenterekening komt voor aftrek in aanmerking als er voldoende fiscale aftrekruimte is. Op de site van de Belastingdienst staat een rekentool aan de hand waarvan de jaarruimte en de in het verleden niet-benutte jaarruimte (‘inhaaljaarruimte’) berekend kan worden. Als er voldoende aftrekruimte is, rijst de vraag wanneer de lijfrentestorting uiterlijk moet zijn voldaan.
Bij lijfrenteaftrek voor de jaarruimte en inhaaljaarruimte geldt dat op 31 december moet zijn betaald wil de storting in dat belastingjaar voor aftrek in aanmerking komen. Er is een uitzondering voor stortingen die betrekking hebben op de omzetting van stakingswinst en fiscale oudedagsreserve in een lijfrente. Deze stortingen kunnen nog gedaan worden in de eerste 6 maanden van 2021 om toch voor aftrek in het belastingjaar 2020 in aanmerking te komen.
Een apart fenomeen vormen de zogeheten 'hangende betalingen’. Dit zijn betalingsopdrachten die op 30 of 31 december aan de bank zijn verstuurd voor een storting op de lijfrenterekening. De storting wordt dan in 2020 van de betaalrekening afgeschreven maar wordt bijvoorbeeld pas bijgeschreven op de lijfrenterekening op 2 januari 2021. Het is dan de vraag of iemand in een dergelijk geval recht heeft op lijfrenteaftrek in 2020.
Volgens de Wet IB 2001 komen uitgaven voor inkomensvoorzieningen voor aftrek in aanmerking op het tijdstip waarop deze zijn betaald, zijn verrekend, ter beschikking zijn gesteld of rentedragend zijn geworden. Als de storting op de lijfrenterekening op 30 of 31 december 2020 van iemands betaalrekening is afgeschreven, heeft diegene betaald in 2020, zodat de storting aftrekbaar is in de aangifte IB 2020. Dit is door de Hoge Raad bevestigd in het arrest van 7 mei 1986 (HR 7 mei 1986, nr. 23 307, BNB 1986/278). Hierin heeft de Hoge Raad uit praktische overwegingen beslist dat het tijdstip van aftrek bij girale betalingen het tijdstip is waarop de bank het bedrag van de rekening van de belastingplichtige heeft afgeschreven.
Belang voor de praktijk
In dit soort gevallen is het belangrijk alert te zijn bij de aangifte inkomstenbelasting. De in 2020 gedane, maar pas in 2021 door de bank ontvangen storting is namelijk niet zichtbaar op de Voor Ingevulde Aangifte (VIA) over het belastingjaar 2020. De belastingplichtige zal het in 2020 gestorte bedrag zelf moeten toevoegen.
Ook bij de VIA over het belastingjaar 2021 is oplettendheid geboden. Daar verschijnt namelijk het in 2020 gestorte bedrag. Dat zal aangepast moeten worden als in 2021 niet of niet eenzelfde bedrag is gestort. Al met al een hoop gedoe dat volgens de Belastingdienst het gevolg is van het wettelijk systeem.
Banken en verzekeraars moeten de ontvangen storting renseigneren voor het belastingjaar waarin de storting ontvangen is. De Belastingdienst verwerkt die stortingen dan in de VIA. Het advies zal duidelijk zijn. Door tijdige betaling kan rompslomp bij de aangiften – en mogelijke discussie met de Belastingdienst – worden voorkomen.
Lijfrente-expiratie in december 2020: belast in 2020 of in 2021?
Vraag
Op 21 december 2020 expireert een oud-regime lijfrente (regime pre-Brede Herwaardering). Iemand denkt er over om geen lijfrente aan te kopen maar om de uitkering in één keer op te nemen. In welk jaar moet diegene belasting betalen?
Antwoord
De persoon in kwestie heeft een kapitaalverzekering met lijfrenteclausule waarop het oude fiscale regime van toepassing is. Eén van de mogelijkheden die het oude fiscale regime biedt, is dat deze persoon de uitkering ook in één keer kan ontvangen. Hij betaalt wel progressief inkomstenbelasting over de uitkering maar er is (in tegenstelling tot een nieuw-regime lijfrente) geen revisierente verschuldigd.
Voor het antwoord op de vraag in welk jaar iemand belasting moet betalen, is het moment van expiratie van belang. Dit is het moment waarop de uitkering - in fiscale termen - 'vorderbaar en inbaar' is. Er is pas sprake van ‘vorderbaar en inbaar’ als er aan drie voorwaarden is voldaan:
- De expiratiedatum is bereikt; en
- het verzoek tot opname ineens is gedaan; en
- alle relevante stukken om tot uitkering over te kunnen gaan zijn door de verzekeraar ontvangen.
Wordt voldaan aan deze drie voorwaarden, dan is de afkoopsom in 2020 belast, omdat deze in 2020 vorderbaar en inbaar is. Dat geldt ook als de feitelijke uitbetaling pas in 2021 plaatsvindt.
Uitzondering
Als iemand pas in januari 2021 aangeeft dat hij de uitkering in één keer wenst te ontvangen en/of alle relevante stukken aanlevert, dan is de uitkering belast in 2021. Hij voldoet immers pas in 2021 aan de drie voorwaarden.
Belang voor de praktijk
In december komen van oudsher veel kapitaalverzekeringen met lijfrenteclausule tot uitkering. Het betreft zogenaamde oud-regime lijfrentepolissen. Dit zijn vóór 1 januari 1992 tegen koopsom gesloten lijfrenteverzekeringen of premiebetalende lijfrentepolissen die gesloten zijn vóór 16 oktober 1990.
Als deze oud-regime lijfrentepolissen tot uitkering komen, wordt wel overwogen om geen lijfrente aan te kopen maar om de uitkering ineens te genieten. Er is uiteraard wel progressief inkomstenbelasting verschuldigd maar toch kunnen er goede redenen om de afkoopsom nog in 2020 te ontvangen.
De praktijk leert echter dat verzekeraars rond de feestdagen niet altijd in staat zijn om de afkoopsom eind december uit te keren, maar pas in januari van het daaropvolgende kalenderjaar. De hoofdregel is duidelijk: er is sprake van belastbaarheid in het jaar waarin de afkoopsom 'vorderbaar en inbaar' is.
Afhankelijk van de hoogte van het inkomen, kan er ook een bijdrage Zorgverzekeringswet verschuldigd zijn over (een deel van) de uitkering als iemand van dezelfde verzekeraar ook periodieke uitkeringen ontvangt. Ook kunnen er effecten zijn voor eventuele toeslagen en andere inkomensafhankelijke regelingen, zoals heffingskortingen en bepaalde socialezekerheidsuitkeringen. Voor de toeslagen, heffingskortingen en socialezekerheidsuitkeringen geldt dat deze lager zijn of zelfs helemaal vervallen als het inkomen hoger is.
Lees ook het thema Lijfrenten.
Bron: Fiscaal Juridisch Adviesbureau Nationale Nederlanden