Op 18 mei ontvouwde de Europese Commissie haar ambitieuze plannen voor de belastingheffing van ondernemingen in de 21e eeuw. Een deel van die plannen is oude wijn in nieuwe zakken, vinden vooraanstaande fiscalisten. Een ding staat echter buiten kijf: de timing is perfect gekozen.

Momentum

In de mededeling van 18 mei presenteert de Europese Commissie haar agenda voor het EU-belastingbeleid op de korte en de lange termijn. “Dat de Commissie juist op dit moment haar agenda uitrolt, is een politiek-strategisch handige zet,” zegt Maarten de Wilde, hoogleraar Internationaal en Europees Belastingrecht en voorzitter van de sectie Belastingrecht aan de Erasmus Universiteit Rotterdam.

“Nu ook Amerika het plan van een wereldwijde minimumbelasting op winsten steunt, ligt mondiale consensus over het pijler 1 en pijler 2-voorstel van de OESO op korte termijn binnen handbereik,” aldus De Wilde. “Met alle politieke behendigheid en vaardigheid die daarvoor nodig is, met de internationale ontwikkelingswind in de zeilen en met pijler 1 en 2 als vliegwiel, haakt de Europese Commissie aan bij het momentum om haar eigen agenda verder te brengen. Die eigen agenda is overigens al zo’n twintig jaar gelijk: integratie en harmonisatie van de vennootschapsbelasting op het terrein van subject, object en de verdeling daarvan.”

“Door de veranderde houding van de Biden-administratie raken de OESO-plannen in een stroomversnelling en daar lift de Europese Commissie op mee,” geeft ook Ben Kiekebeld, specialist EU-recht en Associate Partner bij EY, aan.

“De Europese Commissie werkt stapsgewijs toe naar een heel concreet doel, namelijk hervorming van de belastingheffing. Plaats je dit in het huidige politieke en maatschappelijke klimaat, dan zou de Commissie wel eens erg succesvol kunnen zijn,” zegt Daniël Smit, hoofd bureau vaktechniek van EY en bijzonder hoogleraar aan de Tilburg University.

Weinig oog voor de toekomst

De Europese Commissie smeedt het ijzer dus als het heet is. Toch raakt Sjoerd Douma, hoogleraar Internationaal en Europees Belastingrecht aan de UvA en partner bij Lubbers, Boer & Douma, niet heel begeesterd door de gepresenteerde plannen. “De Commissie borduurt voort op oude thema’s als het aanpakken van belastingontwijking, zorgen dat multinationals hun fair share aan belasting betalen en het tegengaan van belastingmisbruik en mismatches. Als je het hebt over de 21e eeuw dan past daar een nieuw verhaal bij. Ik mis een duidelijke belastingvisie op drie belangrijke uitdagingen voor de toekomst: klimaat, digitalisering en rechtsbescherming. Hoe support je met je belastingstelsel bijvoorbeeld een goed klimaat? Kun je met alle overheidsdata die inmiddels beschikbaar zijn het stelsel wellicht anders vormgeven? En hoe zorg je in een globaliserende wereld met big data en vergaande transparantie dat fundamentele rechten van belastingplichtigen gewaarborgd blijven?”

Douma had gehoopt dat de Europese Commissie de coronacrisis zou aanpakken als een soort ‘reset’ naar een fundamenteel andere kijk op de toekomst. “Het is teleurstellend dat de Commissie merendeels voortborduurt op oude weliswaar zeer belangrijke thema’s, maar de nieuwe thema’s die voor ons liggen nauwelijks adresseert.”

Pijler 1 en pijler 2-richtlijnen

Zodra er binnen de OESO een akkoord is over pijler 1, een herverdeling van heffingsrechten door nieuwe winsttoerekeningsregels en pijler 2, een wereldwijd minimumtarief voor winstbelasting, wil de Europese Commissie beide voorstellen vervatten in richtlijnen. Dit zorgt voor een uniforme uitvoering van pijler 1 en pijler 2 in alle EU-lidstaten.

“The devil is in the details,” waarschuwt Smit. “Voor de implementatie van de richtlijnen is unanimiteit vereist. Alle 27 lidstaten moeten akkoord gaan. Dat betekent bijna per definitie ‘water bij de wijn doen’ met als reëel gevolg een minder robuust eindresultaat. Het implementeren van het minimumtarief binnen de EU zal niet zonder slag of stoot gaan. Landen die een competitief belastingstelsel hebben kunnen hier moeite mee hebben. Zo zouden bijvoorbeeld regimes zoals de Nederlandse innovatiebox op gespannen voet kunnen komen te staan met pijler 2 en zou vervolgens een uitzondering voor dit type regimes nodig zijn om deze spanning weer weg te nemen.”

Voortrekkersrol

De Wilde en Douma wijzen op de onlangs aangenomen moties waarin de Tweede Kamer het kabinet oproept om binnen de OESO en de EU een voortrekkersrol te nemen bij het afspreken van een stevig internationaal minimumbelastingtarief. De Wilde: “Onder de noemer aanpak van belastingontwijking gaan we inzetten op een wereldwijd minimumtarief. Goed of slecht, dat is een politieke vraag, maar enige nuance is hier op zijn plaats: de discussie over een minimumtarief gaat niet over belastingontwijking, maar over belastingconcurrentie. In de fel gevoerde debatten over belastingontwijking, mis ik die nuance. Is Nederland bereid zijn concurrentiepositie op te geven voor een minimumtarief? Die vraag lijkt mij een inhoudelijke discussie vooraf meer dan waard. Als we namelijk gaandeweg ontdekken dat het minimumtarief toch niet is wat we wensen, dan is er geen weg meer terug. En let wel: gaan we naar het minimumtarief dan behoort onze troon met kroonjuwelen als de deelnemingsvrijstelling tot onze fiscale geschiedenis.”

“Een minimumtarief voor alle multinationals klinkt sympathiek,” vult Douma aan, “maar de nevenschade van deze maatregel voor kleine landen in de EU en ontwikkelingslanden kan groot zijn. Ook dat moet je meenemen in de discussie over het minimumtarief.”

Ambities

De ambities van de Europese Commissie reiken verder dan enkel de richtlijnvoorstellen voor pijler 1 en 2. In de mededeling presenteert de Commissie vijf maatregelen voor de korte en lange termijn.

Aanbeveling over achterwaartse verliesverrekening

Als eerste doet de Commissie een aanbeveling aan de lidstaten om vanwege de coronacrisis een minimale achterwaartse verliesverrekeningstermijn van één jaar en maximaal drie jaar toe te staan. De lidstaten kunnen daarbij een plafond hanteren van € 3 miljoen dat per verliesgevend boekjaar maximaal achterwaarts kan worden verrekend.

Deze aanbeveling zal op weinig bezwaren stuiten, verwacht Kiekebeld. “Ik denk niet dat Nederland dit overneemt, aangezien wij al een carry back in de vennootschapsbelasting kennen met als extra tijdelijke ondersteuning de fiscale coronareserve.” Overigens is Smit nog wel benieuwd of landen die nu een ruimere carry back kennen dan de Commissie aanbeveelt, van de gelegenheid gebruik gaan maken om hun achterwaartse verliesverrekeningstermijnen aan te passen. “Dan werkt deze aanbeveling het bedrijfsleven juist tegen. Dat lijkt uiteraard niet de bedoeling en ik verwacht het daarom ook niet.”

Publiceren van het effectieve belastingtarief

De tweede maatregel is een verplichting voor grote ondernemingen om hun effectieve belastingtarieven bekend te maken. Uiterlijk in 2022 volgt een wetgevingsvoorstel voor deze publicatieplicht. “Als je voor pijler 2 het effectieve belastingtarief al moet bepalen dan is transparantie hierover een logische vervolgstap,” vindt De Wilde. Smit spreekt van een slimme actie van de Europese Commissie want met pijler 2 is het voorwerk al gedaan. “Bovendien gaat vroeg of laat publicatie over de fiscale positie er toch van komen.”

Volgens Douma publiceren veel bedrijven hun effectieve belastingtarief al. “Als de publicatieplicht wordt ingevoerd, dan zal daaruit blijken dat veel Europese bedrijven eigenlijk keurig op het statutaire tarief zitten.”

Wetgeving tegen misbruik met lege vennootschappen

De derde maatregel betreft het tegengaan van misbruik met lege vennootschappen. Een wetgevingsvoorstel volgt uiterlijk het vierde kwartaal van 2021. “De maatregel is een typisch staaltje van slimme framing nu de Commissie deze ook wel aanduidt als ‘ATAD 3’. Dat zegt Smit. “Na de komst van ATAD 1 en ATAD 2 ligt ATAD 3 voor de hand.”

Volgens Kiekebeld past het tegengaan van misbruik met lege vennootschappen prima binnen het huidige Nederlandse beleid. Ook De Wilde ziet het er wel van komen. “De maatregel is volledig in lijn met wat er de laatste jaren met ATAD 1 en ATAD 2 al is ingevoerd. Ik ben nog wel benieuwd hoe de Europese Commissie binnen ATAD 3 reële bedrijfsactiviteiten, oftewel substance, definieert. Mogen landen zelf bepalen wat voldoende substance is, of wordt dit een gezamenlijke exercitie?”

“De Europese Commissie zal in ieder geval gaan kijken naar de substance-discussies die op politiek niveau zijn gevoerd binnen de Gedragscodegroep,” vult Smit aan. “Ik ben wel benieuwd wat er uit gaat komen. Zo zijn de binnen de Gedragscodegroep ontwikkelde substance-eisen wat buigzamer dan de strengere maatstaf voor subtance die het Europese Hof van Justitie hanteert.”

Aftrek voor eigen vermogen

Uiterlijk het eerste kwartaal van 2022 volgt de vierde maatregel: een wetgevingsvoorstel om de ongelijke behandeling tussen financieren met eigen vermogen en financieren met vreemd vermogen te beperken. “De Europese Commissie roept een aftrek voor eigenvermogenfinanciering in het leven, ook wel aangeduid als ‘DEBRA’,” legt De Wilde uit. “Onduidelijk is of die aftrek aanknoopt bij een percentage van de vermogensmutatie. Dit zou dan vergelijkbaar zijn met de mkb-winstvrijstelling in de inkomstenbelasting. Deze ‘Soft ACE’ is een stapje. De echte grote stap, de ‘Hard ACE’, is als de aftrek aanknoopt bij een percentage van het geïnvesteerde eigen vermogen. Dat levert een veel grotere aftrekpost op, maar ook een veel smallere grondslag. Als andere landen buiten de EU geen vergelijkbare vermogensaftrek kennen, dan zijn mismatches het gevolg. En je krijgt een mismatch met pijler 2.”

Voor die mismatch waarschuwt ook Smit. “Een aftrek voor financiering met eigen vermogen verlaagt de belastingdruk. Kom je daarmee onder het minimumtarief dan staat dit op gespannen voet met pijler 2.” De inschatting voor ‘DEBRA’ is volgens De Wilde dan ook een richtlijnvoorstel met een ‘Soft ACE’, dus een winstvrijstelling bij een eigenvermogensmutatie, want dat bijt minder met pijler 2.”

“Het oorspronkelijke CCCTB-voorstel kent ook een aftrek op eigen vermogen: de ‘Allowance for Growth and Investment’. Deze gaat uit van een percentage van de vermogensmutatie. Ik verwacht dat de Europese Commissie hier voor ’DEBRA’ ook voor kiest,” zegt Kiekebeld.

BEFIT: deels oude wijn in nieuwe zakken

De voorgaande vier maatregelen zijn een opmaat voor de vijfde maatregel: het sluitstuk genaamd BEFIT, wat staat voor een geconsolideerde gemeenschappelijke grondslag die met een formule wordt verdeeld over de lidstaten. Dit nieuwe voorstel dat volgt in 2023 komt in de plaats van de CCCTB-voorstellen.

“Alle kortetermijnmaatregelen zijn allemaal denkbare stapjes, maar leg je ze bij elkaar dan sorteert de Europese Commissie stapsgewijs voor op de grote vervolgstap naar BEFIT,” aldus De Wilde. “Dan zijn we gaandeweg toch wel in een heel ander belastinglandschap terechtgekomen. Voor een groot deel is BEFIT een ‘rebranding’ en een stukje actualisering van CCCTB en dus merendeels oude wijn in nieuwe zakken.”

“Als inspiratie voor BEFIT worden waarschijnlijk de bouwstenen uit pijler 1 en pijler 2 gebruikt,” vervolgt De Wilde. “Daar giet de Commissie vervolgens een Europees sausje van competitieve elementen over om Europa zo strategisch mogelijk te positioneren in de wereld.”

Geen voorstander

Als alle maatregelen doorgaan, dan zijn al zoveel deelonderwerpen van CCCTB geharmoniseerd, dat de overstap in een keer naar BEFIT volgens Kiekebeld niet raar is. Toch is hij vanuit Nederlands perspectief geen voorstander. “Door grondslagharmonisatie ruil je bij BEFIT je eigen nationale fiscale accenten zoals de innovatiebox of de energie-investeringsaftrek in voor Europese faciliteiten. Nederland is zijn soevereiniteit op dat vlak dan kwijt. Een ander groot nadeel is dat voor iedere aanpassing unanimiteit van alle lidstaten nodig is. Dus even snel repareren wat technisch niet op orde is, is er niet bij. Met de mogelijke implementatie van pijler 1 en pijler 2 en alle anti-mismatchwetgeving die we nu al binnen Europa hebben, twijfel ik of de stap naar BEFIT wel nodig is. Wat mij betreft is BEFIT net als CCCTB nog altijd een brug te ver.

Welkom

“De stap naar BEFIT is nog immer groot,” zegt Smit, “maar mochten pijler 1 en pijler 2 worden aangenomen dan is die stap nog nooit zo overbrugbaar geweest als op dit moment. “Ik denk dat BEFIT voor het internationale bedrijfsleven inmiddels welkom is. De huidige vennootschapsbelasting is met het oerwoud aan antimisbruikmaatregelen ronduit te ingewikkeld geworden.”

Ook wat Douma betreft is de tijd aangebroken voor versimpeling. “Eén set regels binnen de EU voor de vennootschapsbelasting met grensoverschrijdende verliesverrekening, geen transferpricing tussen Europese groepsvennootschappen en minder administratieve lasten is goed voor de interne markt. Ik denk dat BEFIT de economie van de EU als geheel zal versterken.”

Bron: Redacteur Marit Muller

Informatiesoort: Nieuws, Interviews

Rubriek: Europees belastingrecht, Internationaal belastingrecht

Focus: Focus

Carrousel: Carrousel

113

Gerelateerde artikelen