Op 25 oktober 2017 heeft de Advocaat-Generaal (A-G) van het Europese Hof van Justitie (het Hof) een belangrijke conclusie uitgebracht in twee Nederlandse zaken die bij het Hof lopen. Het gaat daarbij om de vraag of Nederlandse vennootschappen met een buitenlandse dochter gebruik kunnen maken van voordelige elementen van het fiscale eenheidsregime.

Fiscale eenheid

Nederlandse concerns kunnen hun groepsresultaat fiscaal geconsolideerd aangeven door in de vennootschapsbelasting een fiscale eenheid aan te gaan. Dit kan allerlei voordelen hebben, zoals het verrekenen van verliezen van de ene maatschappij met winsten van de andere maatschappij. Verder worden onderlinge transacties genegeerd, zodat er bijvoorbeeld fiscaal neutraal met vermogensbestanddelen kan worden geschoven tussen de groepsmaatschappijen. Ook administratieve eenvoud is een voordeel; er hoeft nog maar één aangifte vennootschapsbelasting te worden ingediend. Er zijn ook nadelen aan verbonden, bijvoorbeeld hoofdelijke aansprakelijkheid voor belastingschulden en specifieke antimisbruikbepalingen. De fiscale eenheid vormt één van de hoofdpijlers van de Nederlandse vennootschapsbelasting en is belangrijk voor het Nederlandse bedrijfsleven.

Bij het Hof liggende zaken

In de twee zaken die nu voor het Hof liggen is de vraag of Nederland specifieke, individuele voordelen van het fiscale eenheidsregime mag beperken tot Nederlandse concerns ("per-elementbenadering"). Het gaat in die zaken om Nederlandse vennootschappen met een buitenlandse dochter. Omdat de dochter in het buitenland is gevestigd, kan deze niet in een fiscale eenheid worden opgenomen.
 
In de eerste zaak loopt de belastingplichtige vanwege een grensoverschrijdende transactie tegen een Nederlandse antimisbruikbepaling aan (renteaftrekbeperking) die uitgeschakeld zou worden als er een fiscale eenheid gevormd had kunnen worden. Het neutraliseren van de renteaftrekbeperking is dus een voordeel dat wordt veroorzaakt door de fiscale eenheid. In de tweede zaak speelt een vergelijkbare kwestie ten aanzien van een valutaverlies op een Engelse deelneming. In beide gevallen is de vraag of Nederland toekenning van deze individuele voordelen van het fiscale eenheidsregime mag weigeren in grensoverschrijdende situaties.

Conclusie van de A-G

Op basis van het Groupe Steria arrest dat het Hof op 2 september 2015 heeft gewezen (nr. C-386/14) komt de A-G tot de volgende slotsom. De A-G zegt dat sommige voordelen van het fiscale eenheidsregime ook in grensoverschrijdende situaties moeten worden toegekend. Voor andere voordelen geldt dit echter niet. Per element moet dus een beoordeling worden gemaakt. Het feit dat in puur binnenlandse situaties de fiscale eenheid een kwestie is van alles of niets, is hierbij niet relevant. In de twee lopende zaken betekent dit aan de ene kant dat de renteaftrekbeperking wel uitgeschakeld moet worden. De A-G baseert zich daarbij mede op het Groupe Steria arrest, waarin in een vergelijkbare context een Franse aftrekbeperking centraal stond. Wat de tweede zaak betreft, ziet de A-G geen verboden belemmering. Op basis van eerdere Europese rechtspraak (met name de zaak X. dat het Hof op 10 juni 2015 heeft gewezen (nr. C-686/13) meent de A-G dat er Europeesrechtelijk geen recht bestaat op aftrek van valutaverliezen op deelnemingen.

Reactie ministerie van Financiën

Naar aanleiding van de conclusie van de A-G heeft het ministerie van Financiën via een persbericht laten weten dat het met spoedreparatiewetgeving wil komen die terugwerkt naar 25 oktober 2017, 11:00 uur, mocht het Hof de conclusie volgen. De spoedreparatiemaatregelen houden in wezen een introductie in van de "per-elementbenadering" in binnenlandse situaties en vormen daarmee in wezen een versobering van het huidige fiscale eenheidsregime. Voor de toepassing van bepaalde regelingen zal voortaan gedaan moeten worden alsof er geen fiscale eenheid bestaat. Het ministerie noemt hierbij de toepassing van de renteaftrekbeperking ter voorkoming van winstdrainage (artikel 10a van de Wet Vpb 1969), de deelnemingsvrijstelling (artikel 13, negende tot en met vijftiende lid, alsmede zeventiende lid, van de Wet Vpb 1969), de renteaftrekbeperking bovenmatige deelnemingsrente (artikel 13l van de Wet Vpb 1969) en de verliesverrekening bij wijziging van het belang (artikel 20a van de Wet Vpb 1969). Voor andere voordelen, zoals fiscaal geruisloze overdracht van vermogensbestanddelen en verliesoverdracht binnen fiscale eenheid zou de versobering niet moeten gaan gelden.
 
Het ministerie vermeldt verder dat binnen afzienbare termijn de spoedreparatiemaatregelen zullen moeten worden opgevolgd door een concernregeling die – uitvoeringstechnisch en juridisch – toekomstbestendig is. Over de vormgeving en het moment van invoering van die definitieve oplossing zal, mede met het oog op een goed fiscaal ondernemingsklimaat, ook overleg met het bedrijfsleven plaatsvinden.

Check huidige fiscale eenheidsstructuren

De aangekondigde spoedreparatiemaatregelen kunnen van invloed zijn op huidige fiscale eenheidsstructuren en daarom wordt aangeraden om na te gaan wat de aangekondigde spoedreparatiemaatregelen voor bestaande structuren kan betekenen. Voor de periode voorafgaand aan 25 oktober 2017, 11:00 uur zouden de spoedmaatregelen geen effect moeten gaan hebben. In zoverre is het raadzaam om na te gaan of een beroep op de per-elementbenadering tot een voordeel kan leiden.
 
 

Bron: EY

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Europees belastingrecht, Vennootschapsbelasting

4

Gerelateerde artikelen