Op 20 juni 2016 heeft het Ministerie van Financiën een internetconsultatie opengesteld met conceptwetgeving omtrent aanpassingen in de renteaftrekbeperkingen van art. 10a en art. 15ad Wet VPB'69. Naast de al bekende voorgestelde aanpassingen in de overnameholdingbepaling ten aanzien van ‘'debt-push downs'', het ontgaan van de 7-jaarstermijn en ongewenst gebruik van overgangsrecht, wordt het verbondenheidscriterium in art. 10a uitgebreid. Voorgesteld wordt dat voortaan ook sprake is van verbondenheid als er sprake is van een samenwerkende groep. De consultatie eindigt formeel op 18 juli 2016. Hieronder wordt een en ander nader toegelicht en de toelichting op de conceptwetgeving samengevat.
Art. 10a en art. 15ad Wet VPB in een notendop
In de vennootschapsbelasting is een aantal specifieke renteaftrekbeperkingen opgenomen om ongewenste vormen van grondslaguitholling door renteaftrek tegen te gaan, waaronder art. 10a en art. 15ad Wet VPB.
De renteaftrekbeperking van art. 10a, gericht tegen winstdrainage, is van toepassing als er sprake is van 1) een schuld aan een verbonden lichaam of verbonden natuurlijke persoon, 2) een zogenoemde ‘besmette rechtshandeling' en 3) een verband tussen de schuld en de besmette rechtshandeling. Bij een dergelijke schuld wordt de renteaftrek in beginsel beperkt behoudens tegenbewijs door de belastingplichtige.
De renteaftrekbeperking van art. 15ad is gericht tegen excessieve schuldfinancieringen bij overnameholdingconstructies. Hiertoe wordt vanaf 2012, bij overnames gevolgd door voeging in fiscale eenheid, de fiscale aftrekbaarheid van de rente op het bovenmatige deel van de schuldfinanciering beperkt.
Aanleiding voor internetconsultatie
In de initiatiefnota (Kamerstukken II 2015/16, 34 267, nr. 2 ) van de Tweede Kamerleden Nijboer en Groot (PvdA) ‘Private Equity: einde aan de excessen' is door de initiatiefnemers onder andere ingegaan op de overnameholdingbepaling. De initiatiefnemers betogen dat er enkele ‘gaten' zitten in de renteaftrekbeperking bij overnames. Derhalve doen zij de volgende suggesties:
• Bankleningen die het overgenomen bedrijf zelf aantrekt in het kader van de overname vallen niet onder art. 15ad. Dit lokt herfinanciering van de overnamesom uit op het niveau van het overgenomen bedrijf, hetgeen tegen de bedoeling van de wetgeving indruist.
• Art. 15ad kent een termijn van zeven jaren waarin steeds minder overnamerente in aftrek kan worden gebracht. Deze termijn is zeer eenvoudig te omzeilen door de overnamestructuur aan te passen.
• Art. 15ad is op grond van het overgangsrecht niet van toepassing op overnames die hebben plaatsgevonden vóór 15 november 2011. Van dit overgangsrecht kan bij een doorverkoop worden geprofiteerd door de overnameholding met het bedrijf mee te verkopen.
In de kabinetsreactie (Kamerstukken II 2015/16, 34 267, nr. 3 ) op de initiatiefnota heeft het kabinet laten weten dat het de opvatting van de initiatiefnemers onderschrijft. De drie door de initiatiefnemers genoemde aanpassingen in de overnameholdingsbepaling zijn opgenomen in de conceptwetgeving en zullen uiteindelijk worden opgenomen in het pakket Belastingplan 2017.
Conceptwetgeving
Aanpassingen overnameholdingbepaling (art. 15ad)
In de conceptwetgeving stelt het kabinet het volgende voor:
• De berekeningssystematiek van de overnameholdingbepaling wordt aangescherpt voor het geval een overnameschuld door middel van een zogeheten ‘debt-push down' van het niveau van de overnameholding naar het niveau van de overgenomen vennootschap verplaatst wordt.
• De termijn van zeven jaar, waarbinnen de financiering moet worden afgebouwd van ten hoogste 60% van de verkrijgingsprijs naar ten hoogste 25% van de verkrijgingsprijs, wordt nader aangescherpt. Hiermee wordt voorkomen dat de overgenomen vennootschap steeds onder een nieuwe overnameholding wordt gehangen waardoor de termijn van zeven jaren voor afbouw van de maximale niet- bovenmatige financiering opnieuw aanvangt.
• Het overgangsrecht wordt in de specifieke situatie dat een nieuwe fiscale eenheid is aangegaan, niet toegepast. Hiermee wordt voorkomen dat in die situatie oude financieringen onder het overgangsrecht blijven meelopen waardoor de overnameholdingbepaling niet wordt toegepast.
In de toelichting op de conceptwetgeving wordt opgemerkt dat na invoering van de earnings-stripping maatregel (als gevolg van de uitkomst van de Europese anti-belastingontwijkingsrichtlijn) de overnameholdingbepaling wellicht niet meer nodig is.
Samenwerkende groep
Art. 10a wordt aangepast met betrekking tot het verbondenheidsbegrip. Van verbondenheid is kort geformuleerd sprake bij belangen van een derde of meer. Voorgesteld wordt dat er voortaan ook sprake is van verbondenheid als sprake is van een ‘'samenwerkende groep''. Het kabinet heeft met deze aanpassing met name overnamestructuren bij een private equity investering op het oog, waarbij elk van de partijen individueel bezien een belang van minder dan een derde heeft in de overgenomen onderneming.
Het begrip ‘'samenwerkende groep'' is niet nader ingevuld. Aangegeven wordt dat of sprake is van een samenwerkende groep afhankelijk is van feiten en omstandigheden (van het individuele geval). Van een samenwerkende groep is volgens de toelichting op de conceptwetgeving in ieder geval sprake indien de materiële zeggenschap over de - vormgeving van de - investering en het gezamenlijke belang in de overgenomen vennootschap berust bij een coördinerende (rechts)persoon en elke aandeelhouder onder min of meer vergelijkbare voorwaarden en in min of meer dezelfde verhouding eigen vermogen en (risicovolle) leningen verschaft. In zo'n geval is er voor de achterliggende participanten sprake van een gezamenlijke en parallelle investering in de target onder regie van de general partner van het fonds. Het is daarbij in het algemeen voor de parallel investerende lichamen of subfondsen niet toegestaan tussentijds hun belang te verminderen of uit de investering te stappen. Dit benadrukt volgens de toelichting dat er sprake is van samenwerking.
De voorgestelde wijzigingen zouden per 1 januari 2017 in werking moeten treden en hebben effect voor boekjaren die aanvangen op of na die datum.
Bron: EY
2