De Hoge Raad heeft recentelijk beslist dat een navorderingsaanslag schenkingsrecht 18 jaar na de schenking toch tijdig door de inspecteur is opgelegd.

De wettelijke bepalingen rondom navordering

Een inspecteur kan onder omstandigheden tot vijf jaren na het tijdstip waarop de belastingschuld is ontstaan navorderen. Als te weinig belasting is geheven over een bestanddeel dat in het buitenland wordt gehouden of is opgekomen geldt een verlengde navorderingstermijn van twaalf jaren. Deze verlengde navorderingstermijn vangt in beginsel aan op het tijdstip waarop de belastingschuld is ontstaan. Voor gevallen waarin geen aangifte voor de schenkbelasting is gedaan, bepaalt de zogenoemde bijzondere navorderingsregeling echter dat de verlengde navorderingstermijn aanvangt na de dag van de inschrijving van de akte van overlijden van de schenker of van de begiftigde in de registers van de burgerlijke stand.
 
Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat per 1 januari 2012 in de Successiewet een nieuwe bepaling opgenomen is opgenomen dat indien voor de erfbelasting de aangifte over ‘'buitenland-gevallen'' niet, onjuist of onvolledig is gedaan, een onbeperkte navorderingstermijn geldt. Deze nieuwe bepaling was in deze zaak niet aan de orde, omdat de feiten en omstandigheden zich afspeelden vóór 2012.

Onderhavige zaak

In deze zaak schenkt moeder in 1997 een bedrag aan haar drie dochters. In 1998 wordt hier aangifte schenkbelasting van gedaan. Moeder overlijdt in januari 2004. In 2014 heeft een zuster van belanghebbende gebruikgemaakt van de zogenoemde inkeerregeling. Als gevolg hiervan is bij de Belastingdienst bekend geworden dat belanghebbende in 1997, behalve de aangegeven schenking vrij van recht, van haar moeder in 1997 nog een schenking kreeg, afkomstig van het op een Zwitserse bankrekening van de moeder aanwezige tegoed. De Inspecteur heeft daarop eind 2015 aan belanghebbende een navorderingsaanslag schenkingsrecht opgelegd. De belanghebbende is van mening dat er geen navorderingsaanslag meer kan worden opgelegd. Volgens belanghebbende moeten de twee schenkingen in hetzelfde jaar als één schenking worden beschouwd (samentelregeling) en is er een aangifte gedaan. Zij stelt zich op het standpunt dat de bijzondere navorderingsregeling slechts van toepassing is wanneer van geen van de schenkingen die een kind in een kalenderjaar van zijn ouder(s) heeft ontvangen aangifte is gedaan.

De beslissing van de Hoge Raad

De Hoge Raad geeft de inspecteur gelijk en beslist dat de navorderingsaanslag tijdig is opgelegd. Als uitgangspunt moet volgens de Hoge Raad worden genomen dat elke schenking een (afzonderlijk) belastbaar feit vormt. De samentelregeling in de Successiewet is opgenomen om te voorkomen dat de hoogte van het schenkingsrecht wordt verminderd door de schenking in twee afzonderlijke schenkingen te splitsen. Er is volgens de Hoge Raad geen reden om te veronderstellen dat deze regeling een ruimer toepassingsbereik heeft. Dit betekent dat de voor de schenkbelasting opgegeven schenking en de niet opgegeven schenking van Zwitsers vermogen afzonderlijk van elkaar moet worden bezien. Ten aanzien van de schenking van het Zwitserse vermogen geldt dan (op grond van de bijzondere navorderingsregeling) dat de termijn van twaalf jaren is aangevangen na de dag van inschrijving van de akte van overlijden van de moeder (januari 2004). De inspecteur had dus tot januari 2016 (12 jaar na het overlijden van moeder) om de aanslag schenkingsrecht op te leggen.
De Hoge Raad is het dus niet met belanghebbende eens dat de bijzondere navorderingsregeling slechts van toepassing is wanneer van geen van de schenkingen die het kind in een kalenderjaar van zijn ouder(s) heeft ontvangen aangifte is gedaan.
 
 

Bron: EY

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Schenk- en erfbelasting

51

Gerelateerde artikelen