Advocaat Generaal (A-G) Wattel heeft recentelijk in een zaak geconcludeerd dat het vollopen van een vordering bij belanghebbende tot een winst leidt waarover belasting moet worden betaald. Er was volgens de A-G geen sprake van een informele kapitaalstorting.
In desbetreffende zaak had een BV, dochtervennootschap van een in Japan gevestigde onderneming, een handelsvordering op een Spaanse distributeur. In verband met de slechte positie van de Spaanse debiteur werd de handelsvordering tot tweemaal toe afgewaardeerd, wat betekent dat de BV een verlies op de vordering boekte. Een aantal jaren later kocht een zustervennootschap van de BV de aandelen in de Spaanse distributeur en gaf daarbij een garantie af voor de huidige en toekomstige verplichtingen van de Spaanse distributeur aan de BV. De BV waardeerde de garantstelling op de nominale waarde. Door de garantstelling loopt de vordering weer vol, dat wil zeggen, de afwaardering moet in principe weer terug genomen worden, wat tot een winst bij de BV leidt. De BV merkte de waardestijging echter aan als een informele kapitaalstorting door de Japanse moedermaatschappij, met als gevolg dat de BV geen winst zou hoeven te nemen. De inspecteur was van mening dat de opwaardering van de vordering wel tot de winst van de BV behoorde.
De A-G concludeert kort geformuleerd dat er sprake is van een zakelijke garantstelling. Er was volgens de A-G betaald voor de garantie omdat de BV in ruil ervoor had afgezien van leverantiestaking en van opeising en executie tegenover de distributeur. Dit leidt er volgens de A-G toe dat de volgelopen vordering niet aangemerkt kan worden als een informele kapitaalstorting.
Bron: EY
0