In een voorbeeld komen de fiscale regels rond een nabestaandenlijfrente aan de orde en de verschillen tussen een bancaire en verzekerde nabestaandenlijfrente.

Het voorbeeld luidt als volgt. In 2016 is de ex-man van een vrouw overleden. Hij heeft in 2002 een lijfrenteverzekering afgesloten op zijn eigen leven. Hun zoon van 13 is begunstigde voor de uitkering van ruim € 200.000. Hij heeft het geld eigenlijk nog niet nodig. Wat zijn de mogelijkheden bij een bancaire lijfrente?

Als gevolg van het overlijden van de ex-man is er een lijfrenteverzekering tot uitkering gekomen. De 13-jarige zoon die bij zijn moeder woont is begunstigde voor de uitkering. Volgens de fiscale regels moet er direct een zogenaamde nabestaandenlijfrente ingaan. Wel kan nog gebruik worden gemaakt van de wettelijke beslistermijn. De wettelijke beslistermijn houdt in dat in geval van overlijden, de begunstigde het jaar van overlijden plus de twee daaropvolgende kalenderjaren de tijd heeft om een beslissing te nemen. De moeder heeft als wettelijk vertegenwoordiger van haar minderjarige zoon dus tot december 2018 de tijd om een beslissing te nemen.

Naast het gegeven dat de nabestaandenlijfrente direct ingaat, moet ook voldaan zijn aan fiscale eisen inzake de looptijd duur. Bij een bancaire nabestaandenlijfrente is er keuze uit één van de volgende mogelijkheden:

  • ten minste 5 jaar, maar nooit meer dan het aantal jaren dat het kind jonger is dan 30: in dit geval een looptijd van 17 jaar, of;
  • ten minste 20 jaar.
Uitstel van de nabestaandenlijfrente is voor haar zoon niet mogelijk. De fiscale afwikkeling vindt plaats bij haar zoon. Samen met een adviseur kan de moeder de looptijd van de nabestaandenlijfrente zodanig bepalen dat haar zoon zo min mogelijk belasting verschuldigd is over de uitkeringen.

Belang voor de praktijk

Verschillen bancaire – verzekerde nabestaandenlijfrente
Tussen een bancaire en een verzekerde lijfrente bestaan verschillen. In het volgende overzicht zijn de verschillen voor de nabestaandenlijfrente in kaart gebracht.
Bancaire nabestaandenlijfrente Verzekerde nabestaandenlijfrente
Toekomend aan: echtgenoot, partner of geen familie Toekomend aan: echtgenoot, partner of geen familie

De uitkeringen:

  • moeten direct na het overlijden van de rekeninghouder of diens (gewezen) partner ingaan;
  • moeten toekomen aan een natuurlijk persoon (geen BV, stichting etc.).

De uitkeringen:

  • moeten direct na het overlijden van de verzekerde (= verzekeringnemer of diens (gewezen) partner) ingaan;
  • moeten toekomen aan een natuurlijk persoon (geen BV, stichting etc.).
Tussen de eerste en de laatste uitkering moet minimaal 5 jaar zitten. Gedurende de looptijd van de lijfrente moet er sprake zijn van een sterftekans van minimaal 1%.
Toekomend aan: familielid jonger dan 30 jaar Toekomend aan: familielid jonger dan 30 jaar
De uitkeringen:
  • moeten direct na het overlijden van de rekeninghouder ingaan;
  • tussen de eerste en de laatste uitkering moet:
    • hetzij minimaal 5 jaar zitten, maar nooit meer dan het aantal jaren dat dit familielid jonger is dan 30 jaar;
    • hetzij minimaal 20 jaar zitten.
De uitkeringen:
  • moeten direct na het overlijden van de verzekerde (= verzekeringnemer of diens (gewezen) partner) ingaan;
  • moeten uiterlijk eindigen:
    • op het tijdstip waarop de begunstigde de leeftijd van 30 jaar bereikt (eerder eindigen mag); of
    • bij het overlijden van de begunstigde.
Toekomend aan: familielid van 30 jaar of ouder  Toekomend aan: familielid van 30 jaar of ouder

De uitkeringen:

  • moeten direct na het overlijden van de rekeninghouder ingaan;
  • moeten minimaal 20 jaar worden uitgekeerd.

De uitkeringen:

  • moeten direct na het overlijden van de verzekerde (= verzekeringnemer of diens (gewezen) partner) ingaan;
  • moeten levenslang worden uitgekeerd.
       
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Uitstel nabestaandenlijfrente
De fiscale regels bepalen dat een nabestaandenlijfrente, los van de wettelijke beslistermijn, direct moet ingaan. Hierop bestaat een uitzondering. In onderdeel 4.2.2. van het lijfrentebesluit van 13 juni 2012 is bepaald dat de nabestaandenlijfrente mag worden uitgesteld zolang er recht bestaat op een ANW uitkering. In de geschetste situatie heeft de 13-jarige zoon geen recht op een ANW wezenuitkering omdat hij geen volle wees is. Een van zijn ouders is immers nog in leven. Uitstel van de nabestaandenlijfrente is daarom niet mogelijk.
 

 

Bron: Fiscaal Juridisch Adviesbureau Nationale Nederlanden

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Pensioenen, Inkomstenbelasting

191

Gerelateerde artikelen