Aanpassen pensioenregeling aan gewijzigde wetgeving na 1 januari 2015 (V&A 14-012)
De vraag is of het mogelijk is een pensioenregeling na 1 januari 2015 aan te passen aan de gewijzigde fiscale kaders. In principe is de pensioenregeling die niet binnen de fiscale kaders blijft onzuiver. De pensioenaanspraak is in dat geval ineens volledig belast. Ook is er in dat geval revisierente verschuldigd.
Het CAP geeft aan dat het mogelijk is het onzuiver worden van de pensioenregeling te voorkomen. Als het niet mogelijk is een pensioenregeling vóór 1 januari 2015 aan te passen aan de nieuwe fiscale pensioenkaders is het onzuiver worden van de pensioenregeling te voorkomen door:
- een tijdig verzoek aan de inspecteur om de regeling te beoordelen als bedoeld in artikel 19c van de Wet LB;
- een tijdig verzoek tot splitsing van de aanspraken als bedoeld in artikel 18, derde lid, van de Wet LB; of
- het opschorten van de pensioenregeling.
Overzicht AOW-inbouwbedragen en AOW-franchises
Het CAP heeft een handig overzicht gepubliceerd met daarin de AOW-bedragen en AOW-franchises. Het gaat hierbij om de bedragen vanaf 1 januari 2005 tot en met 1 januari 2015. De voor 2015 geldende minimale AOW-franchises zijn daarmee ook gegeven. Voor een ‘gewone' pensioenregeling bedraagt deze € 12.642 als er sprake is van een middelloonregeling en € 14.305 als er sprake is van een eindloonregeling. Is er sprake van een pensioenregeling die (gedeeltelijk) in eigen beheer wordt uitgevoerd dan bedragen deze franchises € 18.489 (middelloon) en € 20.921 (eindloon).
In V&A 14-006 is ook ingegaan op de wijze waarop vanaf 2015 rekening moet worden gehouden met de AOW.
Verlaagde AOW-inbouw bij gebruik lager dan maximaal opbouwpercentage (V&A 14-007)
Als een pensioenregeling een minder dan maximaal opbouwpercentage hanteert, mag de AOW-inbouw ook lager zijn. De wijzigingen in de fiscale kaders per 2015 werken hierin door. Het CAP heeft deze cijfers, onder voorbehoud van de beoordeling door de Raad van State, gepubliceerd.
Indien bij een middelloonstelsel bij de toepassing van artikel 18a van de wet een percentage per dienstjaar wordt toegepast van | wordt het in artikel 18a, achtste lid, onderdeel a, eerste volzin, bedoelde bedrag vervangen door 75% van | |
meer dan | maar niet meer dan | |
- | 1,701% | € 10.095 |
1,701% | 1,788% | € 11.395 |
Indien bij een eindloonstelsel bij de toepassing van artikel 18a van de wet een percentage per dienstjaar wordt toegepast van | wordt het in artikel 18a, achtste lid, onderdeel a, eerste volzin, bedoelde bedrag vervangen door 66,28% van | |
meer dan | maar niet meer dan | |
- | 1,483% | € 11.424 |
1,483% | 1,570% | € 12.894 |
Belang voor de praktijk
De fiscale kaders van pensioen veranderen met ingang van 2015 opnieuw. Behalve een verlaging van de opbouwpercentages vindt er ook een aftopping van het pensioengevend salaris plaats op € 100.000. Daarboven is pensioenopbouw onder de omkeerregel niet langer mogelijk. Wel is het fiscaalrechtelijk mogelijk gemaakt om met inachtneming van de daaraan gekoppelde voorwaarden boven € 100.000 eventueel via de werkgever deel te nemen aan een zogeheten ‘nettopensioenregeling' of op eigen initiatief een nettolijfrente te sluiten.
De mogelijkheid om binnen een pensioenregeling te werken met een verlaagde AOW-inbouw bij gebruik van een verlaagd opbouwpercentage volgt uit artikel 10aa, Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965.
Afkoop klein pensioen
Staatssecretaris Klijnsma heeft Kamervragen beantwoord (Brief staatssecretaris Sociale Zaken en Werkgelegenheid 25 november 2014, kenmerk 2014-0000176852) over de afkoop van klein pensioen.
Door de verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd komt de afkoop van klein pensioen vóór de AOW-gerechtigde leeftijd vaker voor. Dit kan financieel minder gunstig zijn omdat zo inkomensafhankelijke regelingen/toeslagen worden gemist. Ook kan er nog premie AOW verschuldigd zijn over de afkoopsom.
De staatssecretaris geeft aan dat er met ingang van 1 januari 2015 een oplossing is voor het gesignaleerde probleem. De Pensioenwet biedt dan de mogelijkheid om de afkoop van klein pensioen uit te stellen tot de eerste dag van de maand na het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd.
Belang voor de praktijk
Artikel 66 van de Pensioenwet bepaalt dat een pensioenuitvoerder het recht heeft klein pensioen af te kopen. Dit kan alleen als het ouderdomspensioen minder dan € 458,06 (in 2014) per jaar bedraagt. Afkoop van klein pensioen kan op zijn vroegst twee jaar na beëindiging van de deelneming. Afkoop van klein pensioen is niet mogelijk als:
- het recht op afkoop in de pensioen- en uitvoeringsovereenkomst is beperkt of uitgesloten; of
- er waardeoverdracht plaatsvindt.
Afkoop van klein pensioen vindt volgens de huidige wet uiterlijk plaats op de oorspronkelijke pensioendatum. Door een wijziging van de Pensioenwet is het dus met ingang van 2015 ook mogelijk om de afkoop van klein pensioen uit te stellen tot de eerste dag van de maand na het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd.
Omdat is gesignaleerd dat in de praktijk problemen ontstonden bij de afkoop op een eerdere datum dan die waarop de AOW ingaat (omdat de ingangsdatum voor ouderdomspensioen ligt vóór de AOW-gerechtigde leeftijd), wordt deze aanpassing nu gedaan. Het voorkomt ongewenste en onbedoelde samenloop met inkomensafhankelijke regelingen en toeslagen en de eventuele verschuldigdheid van AOW-premie over het afkoopbedrag.
De afkoop kan dus straks later plaatsvinden waardoor genoemde nadelige financiële gevolgen voor gewezen deelnemers kunnen worden voorkomen. In combinatie met deze aanpassing van de Pensioenwet volgt ook een wijziging van het doorwerkvereiste in de Wet op de loonbelasting 1964. Dit om te voorkomen dat (de afkoop van) een klein pensioen niet zou kunnen worden uitgesteld tot (de eerste dag van de maand na het bereiken van) de AOW-gerechtigde leeftijd omdat de gewezen deelnemer niet doorwerkt. Overigens gaat het hier om een keuzerecht, er is geen sprake van een verplichting.
Bron: Fiscaal Juridisch Adviesbureau Nationale Nederlanden
Informatiesoort: Nieuws
Rubriek: Pensioenen, Loonbelasting