Het bedrag dat is vrijgekomen nu de afschaffing van de dividendbelasting van tafel is, besteedt het kabinet volledig aan het bedrijfsleven. De keur aan maatregelen voldoen inderdaad aan die missie. Kritiekpuntjes zijn er ook maar Arjo van Eijsden, partner bij EY Belastingadviseurs LLP, vindt het toch vooral een fraai pakket na de politieke keuze om de dividendbelasting te behouden.
Welkome verlaging Vpb-tarief
Na het nieuws van heroverweging van het plan om de dividendbelasting af te schaffen en enkele coalitievergaderingen verder, presenteerde staatssecretaris Snel afgelopen maandag 15 oktober 2018 in een brief aan de Tweede Kamer een vervangend pakket aan maatregelen ten gunste van het bedrijfsleven en het Nederlandse vestigingsklimaat. Vooral de verdere verlaging van het hoge Vpb-tarief naar 20,5% per 2021 (in plaats van de eerder voorgestelde 22,25%) springt in het oog en is volgens Van Eijsden om drie redenen een welkome tegemoetkoming. "De maatregel komt het gehele bedrijfsleven ten goede, het is een eenvoudige maatregel dus ingewikkelde wetgeving is niet nodig en de maatregel is goed voor het vestigings- en investeringsklimaat. Dat laatste is belangrijk nu ook andere landen in deze economische tijden hun winsttarieven verlagen. Bovendien speelt het statutair tarief toch zeker een rol bij de keuze van bedrijven voor een vestigingsland.”
MKB doet mee
Ook het mkb profiteert van het heroverwegingspakket. Van Eijsden wijst op de verdere verlaging van het lage Vpb-tarief van 16% naar 15% in 2021, het overgangsrecht voor de beperking van de afschrijving op gebouwen in eigen gebruik en de uitzondering voor nieuwe eigenwoningschulden in de aangekondigde rekening-courantmaatregel voor dga’s met flinke schulden bij de eigen bv. “Wat in de heroverwegingsbrief niet duidelijk naar voren komt maar wat zeker een tegemoetkoming is voor dga’s is een niet verdere verhoging van het ab-tarief dan de geplande 26,9% in 2021. Om de gecombineerde belastingdruk (IB en Vpb tezamen) in evenwicht te houden zou bij een verlaging van het Vpb-tarief het ab-tarief omhoog moeten. Het gecombineerde tarief blijft dan steeds op een gelijk niveau. In de heroverwegingsbrief verlaagt het kabinet echter wel het Vpb-tarief maar over het ab-tarief wordt niets gezegd. Als het ab-tarief inderdaad niet verder omhoog gaat, wordt de gemiddelde belastingdruk voor de dga straks dus een stuk lager dan nu het geval is.”
Dat het kabinet dga’s extra tegemoet komt met een per saldo gecombineerde tariefsverlaging vindt Van Eijsden niet onlogisch aangezien deze categorie in eerste instantie het zwaarst getroffen zou worden door de Belastingplannen van 2019. Hij had het alleen aardig gevonden als het kabinet toch ook een overgangsregeling had getroffen voor ‘oude winsten’ in de bv die in de toekomst bij uitkering belast worden tegen het hogere ab-tarief. “Verder is het jammer dat het kabinet in de rekening-courantmaatregel, met uitzondering van de eigenwoningschuld, voor de € 500.000 grens nog steeds geen onderscheid naar het soort schulden maakt. Dat consumptieve rekening-courantschulden onder de maatregel vallen, is voor te stellen. Maar dat zakelijke leningen voor andere uitgaven (bijvoorbeeld voor box 3 bezittingen) ook meetellen daar heb ik, uitgaande van het fiscale systeem, wel moeite mee.”
Helaas komt de ondernemer in de inkomstenbelasting er in het heroverwegingspakket bekaaid vanaf, terwijl ook deze IB-ondernemer onderdeel is van het bedrijfsleven. Van Eijsden: “Er is veel kritiek op de afbouw van de aftrekposten, waaronder de MKB-winstvrijstelling, die stapsgewijs in 2023 nog maar aftrekbaar zijn tegen een eerste schijftarief van 37,05%. Het zou mooi zijn als het kabinet de MKB-winstvrijstelling uitzondert van deze stapsgewijze afbouw.”
Beperkt overgangsrecht
Ander punt van kritiek was het ontbreken van overgangsrecht in de diverse Belastingplannen. Aan die kritiek is het kabinet nu beperkt tegemoet gekomen. Voor gebouwen in eigen gebruik in de vennootschapsbelasting waarop nog geen drie jaar is afgeschreven, geldt nog drie jaar het oude afschrijvingsregime. In de 30%-regeling voor ingekomen werknemers wordt voor bestaande gevallen alsnog overgangsrecht getroffen maar alleen als deze expatregeling in 2019 of 2020 voor hen zou eindigen. “Alleen de expats die de komende twee jaar hun acht jaar van de regeling hebben volgemaakt, profiteren dus van het overgangsrecht,” verduidelijkt Van Eijsden. “Andere expats ondervinden nog steeds hinder van de maximale looptijdverkorting van de 30%-regeling van acht naar vijf jaar. De expat die sinds vorig jaar gebruik maakt van de regeling is toch echt de klos in 2021. Wel biedt het overgangsrecht expats en hun werkgevers de komende twee jaar de tijd om na te denken over andere arbeidsafspraken.”
Meer positief nieuws
Van Eijsden wijst op nog twee positieve ontwikkelingen in het heroverwegingspakket: het beperken van de terugwerkende kracht van de spoedreparatie voor de fiscale eenheid en het schrappen van de voorgestelde aanpassing van het fbi-regime. “De beslissing om de spoedreparatiemaatregelen voor de fiscale eenheid met terugwerkende kracht in te laten gaan per 1 januari 2018 in plaats van 25 oktober 2017 (11.00 uur) juich ik van harte toe. Nu hoeft er geen lastige en vervelende splitsing te worden gemaakt in het belastingjaar zelf. Dat direct beleggen in vastgoed door fiscale beleggingsinstellingen niet op de schop gaat, is heel goed nieuws voor de vastgoedsector en het Nederlandse vestigingsklimaat.”
Uitstel maar geen afstel
Nu de dividendbelasting definitief niet wordt afgeschaft, stelt het kabinet tot slot de invoering van de bronbelasting op dividenden naar laagbelastende jurisdicties en in misbruiksituaties uit. Een begrijpelijke beslissing vindt Van Eijsden, maar uitstel is nog geen afstel. “Er zijn drie scenario’s denkbaar. (1) De bronbelasting gaat helemaal niet door. Dit scenario verwacht ik niet. (2) De bronbelasting treedt net als de aangekondigde bronbelasting op interest en royalty’s in werking per 2021. (3) De bronbelasting op dividenden naar laagbelastende jurisdicties en in misbruiksituaties wordt via een apart wetsvoorstel geïntegreerd in de Wet op de dividendbelasting. Dit scenario is het meest waarschijnlijk. Als de Tweede Kamer dit integratiewetsvoorstel volgend jaar behandelt, kan de bronbelasting alsnog per 1 januari 2020 in werking treden.”
Bron: Redacteur Marit Muller
Informatiesoort: Nieuws, Interviews
Rubriek: Belastingrecht algemeen
Dossiers: Prinsjesdag 2018
Focus: Focus
Carrousel: Carrousel