Verdere aanpak belastingontduiking
Op 17 januari 2017 kondigde staatssecretaris Wiebes van Financiën, in een brief aan de Tweede Kamer, nieuwe maatregelen aan tegen belastingontduiking. Zo wil hij de inkeerregeling afschaffen, vergrijpboetes aan adviseurs openbaar maken en het fiscale verschoningsrecht inperken. Het verschijnen van de brief − die mede is ingegeven door de kwestie rondom de Panama Papers − vlak voor aanvang van de verkiezingstijd, is het opmerken waard.
"Wil het kabinet in het zicht van de verkiezingen aan het parlement − waar belastingontduiking regelmatig op de agenda staat − nog een statement maken dat belastingfraude (ontduiking) hoog op de (inter)nationale prioriteitenlijst staat?" Dat vraagt Booij (partner van advocatenkantoor Booij Bikkers, docent aan de Universiteit Leiden en verbonden aan het International Tax Center in Leiden) zich af. "Wellicht speelt de 'hete adem' van het Global Forum ook een rol. Eind 2017 staat de volgende peer review van Nederland door dit Forum gepland. Bij de laatste peer review kreeg Nederland de één na hoogste beoordeling. Het kabinet streeft naar het volledig 'compliant' zijn. Daar is veel aan gelegen, want op die manier kan Nederland via het Global Forum druk uitoefenen op andere landen om ook zo snel mogelijk 'fully compliant' te zijn. Om die status te krijgen, moet Nederland nog wel wat aanbevelingen van het Global Forum wegwerken, zoals het aanpassen van het wettelijke fiscale verschoningsrecht."
Maatregelen
De aangekondigde maatregelen treffen niet alleen belastingplichtigen. Ook de fiscale professional wordt in meer of mindere mate geraakt door verplichtingen die mogelijk voortkomen uit de ‘mandatory disclosure' en het UBO-register, door het voorstel om het fiscale verschoningsrecht te beperken en het plan tot openbaarmaking van vergrijpboeten opgelegd aan (fiscale) adviseurs.
Verplichte openbaarmaking van belastingstructuren
In internationaal verband wordt momenteel de verplichte openbaarmaking van belastingstructuren door financiële tussenpersonen en adviseurs onderzocht. Deze ‘mandatory disclosure' is een van de actiepunten uit het BEPS (Base Erosion & Profit Shifting)-plan van de OESO. Wiebes geeft in zijn brief over de aanpak van belastingontduiking aan dat deze verplichte openbaarmaking het beste internationaal kan worden uitgevoerd om een gelijk speelveld te behouden. Daarom wacht de bewindsman de voorstellen van de Europese Commissie af, alvorens met maatregelen te komen. Deze ‘mandatory disclosure'-weg leidt volgens Booij vermoedelijk naar een verplichte melding voor adviseurs van transacties, structuren en adviezen die teveel zien op agressieve tax planning. "Ik verwacht dat belastingadviseurs in met name de internationale adviespraktijk in de toekomst bepaalde ‘verdachte' structuren moeten gaan melden bij de Belastingdienst. Een dergelijke meldingsplicht werkt het meer aanvragen van belastingrulings in de hand, met overigens de wetenschap dat deze – door de sinds 1 januari 2017 geldende automatische uitwisseling van inlichtingen over rulings – met het betrokken buitenland zullen worden uitgewisseld."
Inzage in het cliëntenacceptatiedossier
Ook het UBO-register komt aan bod in de brief van Wiebes. Een belangrijk aandachtspunt voor de fiscale professional is de recent aanvaardde EU-richtlijn voor het beschikbaar stellen en de uitwisseling van informatie over de ‘uiteindelijk belanghebbende' (UBO, ultimate beneficial owner) tussen belastingdiensten van lidstaten, waaronder ook informatie uit het UBO-register. Booij legt uit: "Deze EU-richtlijn schrijft onder andere voor dat de Belastingdienst – voor informatie over de UBO en de gehanteerde vennootschapsrechtelijke structuren en contracten – toegang en volledige inzage moet hebben in de cliëntenacceptatiedossiers die door professionele dienstverleners zoals belastingadviseurs en trustkantoren in het kader van de Wwft worden aangehouden. Als deze regeling wordt ingevoerd, dan heeft dit grote impact op het werk van de fiscale professional. Een mogelijk onbeperkte toegang tot cliëntenacceptatiedossiers geldt namelijk niet alleen voor de Nederlandse Belastingdienst, maar ook de belastingdiensten van de diverse lidstaten kunnen informatie gaan opvragen bij de professional. Bovendien is het de vraag of de regeling die nu wordt uitgewerkt niet in strijd is met de privacy. Als het gaat om de UBO, dan gaat het om persoonsgegevens en dan zit je per definitie in de sfeer van de privacywetgeving."
Fiscale verschoningsrecht aan banden
Het plan tot aanpassing van het fiscale verschoningsrecht voor advocaten en notarissen, hing volgens Booij al in de lucht. Nog dit jaar volgt hierover een consultatie. Hoe het wetsvoorstel tot beperking van het fiscale verschoningsrecht eruit gaat zien, is dus nog even afwachten. " Waarschijnlijk wordt dit ingeperkt langs de lijnen van de Wwft. De advocaat die onder de Wwft valt − dat is kortgezegd het geval bij vastgoedtransacties, aandelentransacties en belastingadvies, maar uitgezonderd het bepalen van de rechtspositie in een procedure – kan zich dan niet meer verschuilen achter zijn verschoningsrecht. In de praktijk zal dit gaan leiden tot een scheiding tussen dossiers met en zonder verschoningsrecht. Een strikte scheidingslijn van dossiers is niet altijd te maken en dat zal leiden tot veel discussies, want hoe zit het bijvoorbeeld met de kennis uit het ene dossier met verschoningsrecht dat van invloed is op het ander dossier zonder verschoningsrecht en wie controleert of het verschoningsrecht in casu wel of niet van toepassing is? Overigens levert het beperken van het fiscale verschoningsrecht wel een meer level playing field op tussen belastingadviseurs en advocaten die zich bezighouden met fiscaal advies."
Naming and shaming
En dan wil Booij nog iets kwijt over het voorstel van Wiebes om onherroepelijk vaststaande vergrijpboetes aan (fiscaal) adviseurs openbaar te maken. "Ik ben geen voorstander van een dergelijke ‘naming and shaming'- maatregel, omdat met deze wijze van werken de rechtsbescherming in het gedrang komt, dit grote reputatieschade voor de adviseur en zijn bedrijf kan opleveren met als gevolg een forse zakelijke en financiële impact. Dat terwijl de adviseur in kwestie zéér beperkt is in zijn mogelijkheid om de schade te beperken. Door de geheimhoudingsplicht richting zijn cliënt kan hij zich niet goed verdedigen en zijn bezwaar tegen de opgelegde vergrijpboete ook niet openbaar maken. Het is niet netjes als een dergelijke maatregel standaard praktijk wordt. In uitzonderlijke situaties, zoals ingeval van een malafide belastingadviseur, kan ik me de maatregel wél voorstellen. Dan weegt het publieke belang om belastingplichtigen te beschermen zwaarder dan het individuele belang van de malafide belastingadviseur."
Afschaffen inkeerregeling
Alhoewel dit niet direct de fiscale professional raakt, is tot slot het plan om de inkeerregeling af te schaffen zeker noemenswaardig, aangezien dit ongetwijfeld tot commotie zal leiden. Booij verwacht twee effecten: "Ten eerste zal, voordat het voorstel in werking treedt, dit nog de nodige twijfelaars over inkeren over de streep trekken. Ten tweede zal de afschaffing van de inkeerregeling leiden tot minder inkeer in de eerste twee jaar na het indienen van een onjuiste of onvolledige aangifte. Omdat alle situaties, dus ook inkeren binnen twee jaar,
worden afgehandeld conform het reguliere boeteregime, zal iemand die erachter komt dat hij een onjuiste aangifte heeft gedaan, eerder afwegen of hij dit wel of niet zal melden bij de Belastingdienst. Aangezien de afschaffing van de inkeerregeling door calculerend gedrag op termijn zal leiden tot minder belastinginkomsten is het verstandig om een soort inkeertermijn van bijvoorbeeld één jaar aan te houden waarin belastingplichtigen hun vergissing nog kunnen herstellen."
Bron: Redacteur Marit Muller
Informatiesoort: Nieuws
Rubriek: Belastingrecht algemeen, Internationaal belastingrecht