Weekers heeft bepaald dat bedrijven die gebruikmaken van de innovatiebox daarvoor naar keuze 25 procent van hun winst kunnen aanmerken als voordeel, met een maximum van € 25.000. Voorheen moest met (redelijk ingewikkelde) berekeningen worden aangetoond welk deel van de winst voortvloeide uit de innovatieve activiteiten.

Met name kleine bedrijven voor wie speur- en ontwikkelingswerk niet de enige kernactiviteit is, zullen profiteren van het forfait, denkt Arthur Hendriks, fiscalist en innovatieconsultant bij PNO Consultants. "Voor hen waren de berekeningen en de daarmee gepaard gaande advieskosten een hoge drempel om gebruik te maken van de innovatiebox. Nu nemen de administratieve lasten aanzienlijk af." Niet dat die nu tot nul te reduceren zijn. "Nog steeds zullen de voortbrengingskosten moeten worden bijgehouden", aldus Hendriks. "Die kosten zijn niet relevant in het jaar of de jaren dat gekozen wordt voor het forfait, maar wel voor later, als er niet meer voor het forfait kan worden gekozen. Dan doen de voortbrengingskosten uit de 'forfaitjaren' er ook weer toe."

Verbetering

Kleine bedrijven die helemaal drijven op speur- en ontwikkelingswerk, hebben minder baat bij de vereenvoudiging. Zij zullen veelal een groter deel dan 25 procent van de winst als voordeel willen aanmerken. Dat is ook de reden dat Stefan van Vliet, belastingadviseur bij BDO, denkt dat de opbrengsten van het forfait voor het bedrijfsleven uiteindelijk niet bijzonder groot zullen zijn. "Het is absoluut een verbetering, maar financieel zijn de gevolgen beperkt", zegt hij. "De meerwaarde van deze aanpassing ligt wat mij betreft in de eenvoud ervan, waardoor de innovatiebox een grotere bekendheid kan krijgen. Als bedrijven eenmaal het forfait hebben toegepast en bekend zijn geworden met de innovatiebox, zullen zij bij een stijgende winst sneller bereid zijn in overleg te treden met de Belastingdienst over de toepassing van de reguliere regeling. Sneller dan nu in ieder geval, zo verwacht ik." Van Vliet zegt nog wekelijks ondernemers tegen te komen voor wie de innovatiebox onbekend is.

Maximale opbrengst

Wat betreft Hendriks had Weekers het echt eenvoudig kunnen maken, als hij ook de verplichting had laten vallen de voortbrengingskosten te laten vaststellen door de inspecteur. "Als er op een later tijdstip voor de reguliere regeling en niet voor het forfait wordt gekozen, kunnen tijdens het bepalen van de daadwerkelijke voordelen uit de innovatie prima de voortbrengingskosten alsnog worden vastgesteld. Maar in die mogelijkheid is nu niet voorzien."

De budgettaire gevolgen van het forfait zullen waarschijnlijk zeer beperkt zijn. In de innovatiebox wordt de grondslag met 80 procent verminderd, wat wil zeggen dat bij een winst van € 100.000 euro over € 25.000 euro niet 20 procent maar effectief 5 procent vpb wordt geheven. Het fiscale voordeel is dan maximaal € 3750. Als - bij wijze van voorbeeld - 10 procent van de twintigduizend 'WBSO-bedrijven' gebruik zal maken van het forfait, komt de maximale opbrengst neer op € 7,5 miljoen. Dat bedrag valt min of meer in het niet bij het totale budget van 625 miljoen van de innovatiebox in 2013.

Samenwerkingsverbanden

Bij de aankondiging van het forfait waarvoor bij de vpb-aangifte over 2013 kan worden gekozen, heeft Weekers ook uitleg opgenomen over de manier waarop het forfait toegepast moet worden bij samenwerkingsverbanden. Desgevraagd laat de woordvoerder van de Belastingdienst weten dat daaruit niet moet worden afgeleid dat de criteria voor het toelaten tot de innovatiebox voor samenwerkingsverbanden veranderen. "Het nieuwe forfait verandert niets aan de vraag of de innovatiebox überhaupt van toepassing is. Pas als vastgesteld is dat de box van toepassing is kan met behulp van het forfait op eenvoudige wijze het kwalificerende voordeel worden bepaald", aldus de woordvoerder. Een maat van een samenwerkingsverband die wil profiteren van de innovatiebox moet dus nog steeds zelf een WBSO-verklaring hebben of deel uitmaken van een (fiscaal transparante) VOF met die status.

Bron: Redactie TaxLive