De eigenwoningregeling geldt voor hoofdverblijven in eigendom, met inbegrip van de daartoe behorende aanhorigheden. De garagebox in eigendom is dan geen aanhorigheid bij de huurwoning van de huurders. Dat oordeelt Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Volgens Rechtbank Zeeland-West-Brabant kan er van een aanhorigheid geen sprake zijn. Die vraag speelt alleen als er sprake is van een eigen woning. Nu er sprake is van een huurwoning kan de garagebox nooit kwalificeren als aanhorigheid. De garagebox valt voor het echtpaar daarmee onder de vermogensrendementsheffing van box 3.
Belang voor de praktijk
Anders dan in de vorige procedure is er in deze situatie geen sprake van een aanhorigheid. Reden: de huurders hebben geen eigen woning, dus dan ook geen aanhorigheid bij deze woning. Zou de conclusie nu wezenlijk anders luiden als er wél sprake is van een eigen woning? De rechtbank komt aan de beoordeling van deze vraag niet toe. Feit is echter dat de garagebox ongeveer 200 meter van de huurwoning af ligt. Dat lijkt een dusdanige afstand te zijn dat wij voorzichtig concluderen dat er ook dan geen sprake is van een aanhorigheid.
In het bericht
Landgoed grotendeels aanhorig bij eigen woning staat dat bij een (latere) verkrijging van een aanhorigheid het 2%-tarief geldt voor de overdrachtsbelasting. Artikel 14 lid 2 slotzin Wet op belastingen van rechtsverkeer bepaalt het volgende:
"Onder woningen worden mede begrepen aanhorigheden die tot woningen behoren of gaan behoren."
Nu de garagebox bij verwerving niet tot de woning gaat behoren, is ook het 2%-tarief niet van toepassing.
Bron: Fiscaal Juridisch Adviesbureau Nationale Nederlanden
38