Man en vrouw scheiden in 2014. Omdat de man verzuimt zich uit te schrijven bij de basisregistratie, blijft het fiscaal partnerschap in stand. Daardoor heeft de vrouw geen recht op een tweetal heffingskortingen. Dat oordeelt Hof Amsterdam.
De zaak (23 oktober 2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:3817) verloopt als volgt. Man en vrouw trouwen in 2000. In maart 2014 verlaat de man de woning en dient het echtpaar het echtscheidingsverzoek in. In juni 2014 verkopen zij de woning. In augustus van dat jaar spreekt de rechtbank de echtscheiding uit en wordt het vonnis ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. De vrouw en de kinderen verlaten de woning in november en hebben deze verhuizing geregistreerd in de basisregistratie personen (BRP). De man schrijft zich pas uit in maart 2015, nadat hij daartoe door de kopers is verzocht.
Bij de aangifte inkomstenbelasting over het belastingjaar 2014 claimt de vrouw de alleenstaande-ouderkorting en de inkomensafhankelijke combinatiekorting.
De inspecteur weigert deze heffingskortingen toe te passen omdat niet voldaan is aan de wettelijke voorwaarden. Voor de alleenstaande-ouderkorting is vereist dat de vrouw geen partner heeft. Voor het recht op de inkomensafhankelijke combinatiekorting dient vast te staan dat de vrouw (gedurende meer dan zes maanden) geen partner heeft dan wel dat zij een lager arbeidsinkomen heeft dan haar partner. Vaststaat dat de vrouw in 2014 geen lager arbeidsinkomen had dan de man.
De rechtbank constateert dat er in 2014 sprake was van fiscaal partnerschap tot het moment waarop de vrouw zich liet uitschrijven. De vraag of recht bestaat op deze heffingskortingen dient te worden beoordeeld naar de in de wet opgenomen objectieve criteria. Het gegeven dat de man de woning feitelijk al in maart 2014 had verlaten doet daar niet aan af. In hoger beroep bevestigt het hof het oordeel van de rechtbank en wijst het beroep van de vrouw af.
Belang voor de praktijk
De (financiële) afwikkeling van een echtscheiding gaat dikwijls gepaard met een hoop administratieve rompslomp. Vaak is het in zo’n hectische en emotionele periode niet goed mogelijk het overzicht te behouden en worden zaken over het hoofd gezien. Zo ook in deze casus. Doordat de man zich niet heeft uitgeschreven lijdt de vrouw een (belasting)schade van zo’n € 4.000. Het is maar de vraag of ze die schade bij haar ex-echtgenoot kan verhalen.
Mogelijk ziet de nalatige ex-echtgenoot nog meer financieel onheil tegemoet. Bij een verhuizing binnen Nederland is het namelijk verplicht om binnen vier weken vóór of uiterlijk vijf dagen na de feitelijke verhuizing de adreswijziging door te geven aan de BRP (tot 2014 de gemeentelijke basisadministratie voor persoonsgegevens, GBA). Dit staat in artikel 2.39 van de Wet BRP. Indien niet voldaan wordt aan verplichtingen uit deze wet, dan kan de gemeente een bestuurlijke boete van maximaal € 325 opleggen.
Bron: Fiscaal Juridisch Adviesbureau Nationale Nederlanden
Informatiesoort: Nieuws