Rechtbank Gelderland oordeelt dat de lijfrenteverzekering is afgekocht voordat de verzekeringnemer de AOW-leeftijd bereikte. Hierdoor is voldaan aan de voorwaarden om de lijfrente af te kopen wegens langdurige arbeidsongeschiktheid en is geen revisierente verschuldigd.
De zaak (22 augustus 2023, ECLI:NL:RBGEL:2023:4759) verloopt als volgt. In 2016 raakt de vrouw arbeidsongeschikt. In 2017 verzoekt zij de verzekeraar om haar lijfrenteverzekering af te kopen in verband met haar langdurige arbeidsongeschiktheid. In 2018 bereikt de vrouw de AOW-leeftijd. De verzekeraar keert de afkoopwaarde in 2019 uit aan de vrouw en houdt daarbij 52% in aan loonheffingen.
In afwijking van haar aangifte IB/PVV 2019 legt de belastinginspecteur aan de vrouw een beschikking-revisierente op, omdat de vrouw de verzekering niet heeft afgekocht vóór het bereiken van haar AOW-gerechtigde leeftijd. De vrouw is het niet eens met de inspecteur dat zij revisierente van 20% over het lijfrentekapitaal verschuldigd is.
De belastinginspecteur vindt ook dat de vrouw arbeidsongeschikt is in de zin van art. 3.133 lid 9 onderdeel a Wet IB 2001, maar meent dat niet is voldaan aan de voorwaarde dat de vrouw de lijfrente voor AOW-ingang heeft afgekocht. Volgens de inspecteur is de lijfrente in 2019 afgekocht. Toen had de vrouw de AOW-leeftijd al bereikt.
Volgens de rechtbank is niet het moment van uitbetaling bepalend, maar het moment waarop het verzoek gedaan is. Zo moeten de woorden “op het moment van afkoop” uit art. 3.133 lid 9 onderdeel b Wet IB 2001 worden uitgelegd, aldus de rechtbank.
De vrouw heeft de lijfrente aldus in 2017 afgekocht. Zij kan weliswaar geen afschrift van het afkoopverzoek overleggen, maar de rechtbank acht haar standpunt geloofwaardig dat zij het verzoek toen heeft gedaan. Zij deed dit verzoek volgens de rechtbank samen met haar man, die ook een lijfrente afkocht en van wiens verzoek wel een afschrift is overgelegd. De vrouw en de man tonen daarbij aan dat zij geld nodig hadden, omdat hun hypotheek moest worden geherfinancierd toen het dienstverband van de vrouw eindigde door de arbeidsongeschiktheid.
Belang voor de praktijk
Op grond van art. 3.133 lid 9 Wet IB 2001 kan een lijfrente in verband met langdurige arbeidsongeschiktheid worden afgekocht zonder dat negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen in aanmerking worden genomen. De ontvangen koopsom wordt beschouwd als een reguliere lijfrentermijn en er is geen revisierente verschuldigd. Daarvoor gelden de volgende voorwaarden:
- De belastingplichtige is langdurig arbeidsongeschikt en voldoet aan de voorwaarden van art. 18 Uitvoeringsregeling IB 2001;
- De belastingplichtige heeft op het moment van afkoop nog niet de AOW-leeftijd bereikt;
- De afkoopsom bedraagt niet meer dan € 45.722 (2023). Als de afkoopsom hoger is dan mag dit in ieder geval niet hoger zijn dan het gemiddelde van de premiegrondslag in de twee voorafgaande kalenderjaren.
Volgens art. 18 Uitvoeringsregeling IB 2001 is sprake van langdurige arbeidsongeschiktheid als:
- Aan de uitvoerder van de lijfrente een verklaring van een arts is overgelegd waaruit blijkt dat de belastingplichtige in de komende 12 maanden niet in staat is diens hoofdberoep uit te oefenen, waarmee ten minste 70% van het inkomen werd verdiend; of
- Aannemelijk is dat de belastingplichtige private of publieke periodieke uitkeringen ontvangt wegens arbeidsongeschiktheid of deze gaat ontvangen.
Het is opmerkelijk dat de belastinginspecteur in zijn verweer niet stelt dat niet is voldaan aan de voorwaarden van art. 18 Uitvoeringsregeling IB 2001. Ook is het opmerkelijk hoe de rechtbank de woorden “het moment van afkoop” uitlegt.
Volgens de rechtbank brengt art. 3.133 lid 9 Wet IB 2001 met zich mee dat niet bepalend is wanneer de uitbetaling plaatsvindt, maar het moment waarop het afkoopverzoek is gedaan. De rechtbank stelt niet vast wanneer daadwerkelijk was afgekocht, dan wel op welk moment aan alle voorwaarden voor afkoop was voldaan om tot uitkering over te gaan.
Voor elke lijfrente geldt een contractueel afkoopverbod. Dat brengt mee dat een afkoop enkel kan plaatsvinden als de verzekeringnemer en de verzekeraar dit met elkaar (nader) overeenkomen. De verzekeraar zal aan de afkoop wegens langdurige arbeidsongeschiktheid één van de voorwaarde van art. 18 Uitvoeringsregeling IB 2001 verbinden. Nu de verzekeraar heeft uitbetaald onder inhouding van 52% aan loonheffingen is het niet waarschijnlijk dat is voldaan aan één van die voorwaarden. En dat betekent dat:
- niet is voldaan aan de voorwaarden van art. 3.133 lid 9 onderdeel a Wet IB 2001 én
- de afkoop niet kan zijn overeengekomen in 2017.
Uiteraard is de uitspraak van de rechtbank voor de vrouw een aangename, zeker nu het fysiek en financieel niet meezit.
Bron: Legal & Tax Nationale Nederlanden
Informatiesoort: Nieuws
Rubriek: Pensioenen, Inkomstenbelasting