De rechter oordeelt dat de schenkingsvrijstelling eigen woning geen toepassing vindt omdat al eerder een beroep is gedaan op de eenmalig verhoogde schenkingsvrijstelling ouders-kinderen.

De zaak (Rechtbank Zeeland-West-Brabant 18 juli 2024, ECLI:NL:RBZWB:2024:4980) verloopt als volgt. Een man krijgt in 2011 van zijn ouders een schenking van € 24.144. Hij doet een beroep op de eenmalig verhoogde vrijstelling voor schenkingen van ouders aan kinderen. In 2018 schenkt zijn vader vanuit zijn onderneming een bedrag van € 55.844 aan de man. In 2019 volgt een tweede schenking ter grootte van € 44.156. Bij de schenking is bepaald dat deze bestemd is voor de aankoop van een eigen woning, tevens is een uitsluitingsclausule opgenomen.

Bij de aangifte schenkbelasting doet de man een beroep op de schenkingsvrijstelling eigen woning van € 102.010 (bedrag 2019). De inspecteur wijkt van de aangifte af en past de schenkingsvrijstelling niet toe. De man is het hier niet mee eens en legt de zaak voor aan de rechter.

Met een verwijzing naar art. 82a SW 1956 oordeelt Rechtbank Zeeland-West-Brabant dat de man voor de ontvangen schenkingen in 2018 en 2019 geen gebruik kan maken van de schenkingsvrijstelling eigen woning. Art. 82a SW 1956 bepaalt namelijk dat als in de periode 2010 tot en met 2016 gebruik is gemaakt van de verhoogde vrijstelling voor schenkingen van ouders aan kinderen er geen gebruik kan worden gemaakt van de schenkingsvrijstelling eigen woning.

In de procedure voert de man nog aan dat het niet mogen aanvullen van de schenkingsvrijstelling tot € 102.010 in 2019 onredelijk en onbegrijpelijk is en ook tot een ongelijke behandeling van belastingplichtigen leidt. Voor de rechter is dit echter geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen. De wetgever heeft deze gevolgen in de parlementaire behandeling van art. 82a SW 1956 onderkend en geen aanleiding gezien om de mogelijkheid te bieden voor inhaalschenking.

Belang voor de praktijk

Tot en met 31 december 2022 kon gebruik worden gemaakt van de verhoogde schenkingsvrijstelling, ook bekend als ‘jubelton’, tot een bedrag van € 106.671 (in 2022) als de schenking bestemd was voor de eigen woning en de ontvanger tussen de 18 en 40 jaar oud was. Per 2023 is de vrijstelling verlaagd naar een bedrag dat gelijk is aan de eenmalige hoge vrijstelling voor schenkingen van ouders aan een kind (€ 28.947 in 2023). Dit is gelijk aan het bedrag dat ouders ook zonder de verplichte besteding aan de eigen woning eenmalig belastingvrij mogen schenken aan kinderen.

Met ingang van 1 januari 2024 is de schenkingsvrijstelling eigen woning definitief vervallen. In de praktijk hebben we nog wel tot uiterlijk 31 december 2025 te maken met de bestedingseis. De verplichting om de schenking te besteden aan de eigen woning (art. 5 lid 1 onderdeel b Uitvoeringsregeling schenk- en erfbelasting, tekst 2023) blijft namelijk van kracht ongeacht het jaar waarin de schenking ontvangen is. Deze bestedingseis houdt in dat het bedrag van de schenking uiterlijk in het tweede kalenderjaar volgend op het eerste kalenderjaar waarvoor een beroep op de eenmalige verhoogde vrijstelling eigen woning is gedaan, moet zijn besteed ten behoeve van een eigen woning.  
  
Concreet betekent dit dat jubeltonnen die in 2022 zijn geschonken uiterlijk op 31 december 2024 moeten zijn besteed aan een eigen woning. Jubeltonnetjes die in 2023 zijn geschonken moeten uiterlijk 31 december 2025 aan de eigen woning zijn besteed.

Bron: Legal & Tax Nationale Nederlanden

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Schenk- en erfbelasting

21310

Gerelateerde artikelen