Een man verliest zijn baan wegens het plegen van een misdrijf. Daardoor kan het echtpaar de woonlasten niet langer opbrengen en moeten zij de woning verkopen. De rechtbank oordeelt dat de restschuld geheel voor rekening komt van de man.
De zaak (Rechtbank Amsterdam 18 februari 2015, nr. ECLI:NL:RBAMS:2015:785) verloopt als volgt. Man en vrouw zijn gehuwd in gemeenschap van goederen. De man heeft de oudste dochter van het echtpaar seksueel misbruikt. De man is hiervoor veroordeeld tot een gevangenisstraf. Door dit misdrijf is de man op staande voet ontslagen uit zijn functie bij de politie. Hiermee stopte de salarisbetaling aan de man. De man was kostwinnaar en leverde geen financiële bijdrage meer na zijn ontslag. De vrouw kon na het wegvallen van het inkomen van de man niet meer geheel in de vaste lasten voorzien. De woning moest met verlies worden verkocht.
De rechtbank oordeelt dat de vrouw voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er rechtstreeks verband bestaat tussen het plegen van het misdrijf door de man en de ontstane restschuld. De vrouw was immers zonder het inkomen van de man niet in staat de rente te voldoen. Er bestaat een rechtstreeks verband tussen het misdrijf en de restschuld, doordat partijen gedwongen waren de woning te verkopen op een moment dat de verkoopwaarde lager was dan de hypothecaire schuld. Onverkorte toepassing van de regel van artikel 1:100 lid 1 BW dat partijen een gelijk aandeel hebben in de boedel, zou er toe leiden dat de vrouw benadeeld wordt door het strafbare gedag van de man. Het is naar het oordeel van de rechtbank in strijd met de maatstaven van de redelijkheid en billijkheid deze regel toe te passen bij die uitkomst. De restschuld komt voor rekening van de man.
Naast de restschuld is er ook nog sprake van andere schulden. De rechtbank oordeelt dat deze schulden in de verhouding 50/50 gedeeld moeten worden omdat ze tijdens het huwelijk zijn ontstaan doordat er meer werd uitgegeven dan er binnen kwam.
Belang voor de praktijk
Bij de vermogensrechtelijke afwikkeling van het huwelijk is het huwelijksgoederenregime het uitgangspunt. Op grond van het beginsel van "redelijkheid en billijkheid" kan echter van dit uitgangspunt worden afgeweken.
Bij gemeenschap van goederen is de verdeling in beginsel 50/50. Dat geldt zowel voor de bezittingen als de schulden van de gemeenschap. De gemeenschap bevat alle goederen, met uitzondering van die goederen die als 'privévermogen' bestempeld worden. Dat zijn naast de goederen die via een uitsluitingsclausule zijn verkregen, het pensioen en de zogeheten verknochte goederen.
Verknochte goederen zijn goederen die in dusdanige mate aan een echtgenoot verbonden zijn dat zij niet tot de gemeenschap gaan behoren. De vrouw stelde in eerste instantie dat de restschuld niet tot de te verdelen gemeenschap behoort omdat die schuld aan de man is verknocht. Die stelling werd door de rechtbank verworpen omdat alleen in zeer uitzonderlijke gevallen sprake is van verknochtheid. Van een verknochte schuld was bijvoorbeeld sprake in Rechtbank Haarlem 27 augustus 2008. De schuld ontstond door verduistering en de echtgenote wist daar niets van af. Op grond van de redelijkheid en billijkheid komt de restschuld voor rekening van de man.
Bron: Fiscaal Juridisch Adviesbureau Nationale Nederlanden
Informatiesoort: Nieuws
Rubriek: Huwelijksvermogensrecht