Arnold Poelstra, fiscalist en partner bij Grant Thornton in Enschede, vraagt zich af of afschaffing van de erf- en schenkbelasting voor familiebedrijven in Nederland niet meer oplevert dan het kost. Hij pleit voor het Noorse model: volledige afschaffing van deze ingewikkelde regelgeving.
Het familiebedrijf is een bijzonder instituut. Allereerst een paar feiten:
- Onderzoek wijst uit dat 55-83% van alle Nederlandse bedrijven te kenmerken is als familiebedrijf*.
- Nederlandse familiebedrijven leveren zo'n 64% van alle arbeidsplaatsen in Nederland.
- De focus ligt meer op continuïteit, minder op aandeelhouderswaarde en dividendbeleid zoals bij beursgenoteerde ondernemingen van vergelijkbare grootte. De reden hiervoor is dat bedrijven in eigendom van families meer op de lange(re) termijn sturen.
- Winsten worden veelal geherinvesteerd en niet uitgedeeld aan de aandeelhouders.
Het familiebedrijf als instituut heeft en verdient dan ook een bijzondere positie in ons land. Deze bijzondere positie vraagt om een bijzondere fiscale behandeling. De focus op lange termijn heeft 1 januari 2010 geleid tot ruime(re) vrijstellingen voor de erf- en schenkbelasting bij overgang van ondernemingsvermogen naar de volgende generatie. Een vermogen tot ruwweg 1 miljoen euro is 100% vrijgesteld, daarboven gaat het om 83 %.
Onze staatssecretaris van Financiën Wiebes had onlangs de euvele moed om deze vrijstelling ter discussie te stellen. Dat heeft slechts één werkdag geduurd. Alle belangenverenigingen rondom familiebedrijven rolden over hem heen, waardoor Wiebes zich genoodzaakt voelde zijn voornemen tot inperking van de regeling direct in te trekken.
Het belang van de huidige regeling is groot voor het voortbestaan van familiebedrijven. Nederland lijkt op dit moment ver te gaan in haar regeling, maar in vergelijking met andere landen kan het beter. Onlangs heeft Noorwegen haar erf- en schenkbelasting integraal afgeschaft. De Nederlandse opbrengst van deze belasting bedroeg in 2012 ‘slechts 1.7 miljard euro', zo valt af te leiden uit 'kengetallen 2012 van de Rijksoverheid'. Ter vergelijking: de omzetbelastingopbrengst in datzelfde jaar bedroeg 43 miljard euro. Kunnen wij het ons veroorloven deze opbrengst te missen?
Opbrengsten
De vraag die je hierbij kunt stellen is of afschaffing van de erf- en schenkbelasting in Nederland niet meer oplevert dan het kost. De psychologische winst - met name onder vermogende en ondernemende families - zal ongetwijfeld enorm zijn, maar is moeilijk te becijferen. Echter, dat is niet het enige dat speelt. In 2009 al adviseerde de toenmalige staatssecretaris van Financiën Jan Cees de Jager de Tweede Kamer om de herziening van de (toen nog successiewet geheten) erfbelasting op het punt van vrijstelling van ondernemingsvermogen niet door te voeren vanwege de hoge administratieve lasten die dit met zich mee zou brengen**. De hoge lasten zitten in de controle van ingediende aangiften en het aangiftegedrag van burgers dat negatief wordt beïnvloed door een ingewikkelde regeling. De vraag is of de vrees van Jan Cees bewaarheid is geworden en de perceptiekosten (= vakjargon voor de kosten van inning) niet hoger dreigen te worden dan de opbrengst?
Terugblik
Een terugblik op de laatste twee jaar. In juli 2012 ontstaan de eerste scheurtjes in de (uitvoering van de) opvolgingsregeling. De Rechtbank Breda oordeelt dat de bedrijfsopvolgingsregeling wel eens discriminatoir zou kunnen zijn ten opzichte van de erfrechtelijke verkrijging van beleggings- en overig vermogen dat niet is vrijgesteld. De uitspraak leidt tot veel commotie, veel pro forma bezwaarschriften en dus hoge perceptiekosten. In november 2013 lijkt de rust weder te keren, als de Hoge Raad de Rechtbank niet blijkt te volgen. Echter, in december 2013 oordeelt het Gerechtshof Den Haag dat ook een (omvangrijke) vastgoedportefeuille 'ondernemingsvermogen' kan vormen en dus, met behulp van de vrijstellingsregeling, over kan naar de volgende generatie. Er volgt veel kritiek uit de fiscale wereld op dit arrest. Desondanks oordeelt op 8 april 2014 ook het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden ongeveer gelijk aan zijn collega Hof. Het begrip ‘ondernemingsvermogen' wordt (begrijpelijk vanuit de belastingplichtige gezien) door deze arresten opgerekt. Dat maakt controle van de regeling ingewikkelder.
De Jager lijkt dus gelijk te krijgen. Terug naar de oude erfbelasting zonder vrijstelling voor ondernemingsvermogen? Dat durft Wiebes niet meer.
Ingewikkelde regelgeving in combinatie met hoge inningskosten, een relatief geringe opbrengst en een doelmatige fiscale incentive voor een invloedrijke groep belanghebbenden zijn de variabelen waar we het hier over hebben. Afschaffen dus! Volg het Noorse model.
*Dit is afhankelijk van de definitie die wordt gebruikt. Bron: "Feiten en cijfers van het familiebedrijf" door Roberto H.Flören. (derde druk februari 2008)
** Bron: brief van J.C.de Jager van 2 november 2009 met als kenmerk: ‘Beantwoording vragen gesteld in het plenair debat over wetsvoorstel 31930 op 28 oktober 2009'
Deze opinie verscheen in het mei-nummer van Kijk op Oost-Nederland
Bron: Grant Thornton
42