Onlangs heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU) een belangwekkend arrest gewezen over het verplicht belasten van interne prestaties met btw. Hoewel het gaat om zéér specifieke situaties zijn de gevolgen voor betreffende bedrijven dermate groot dat een reactie van de staatssecretaris van Financiën op dit arrest wenselijk is. Dat zegt Rob van Praat, btw specialist bij Baker Tilly Berk.

Op 17 september 2014 heeft het HvJ EU uitspraak gedaan in de zaak Skandia America Corporation. Het Hof komt tot de conclusie dat het doorbelasten van interne diensten door een in Amerika gevestigd hoofdkantoor aan haar Zweedse vaste inrichting een met btw-belaste handeling is nu deze vaste inrichting onderdeel uitmaakt van een fiscale eenheid in Zweden met andere belastingplichtige maatschappijen. Niet de vaste inrichting is afnemer van de interne diensten van het hoofdkantoor, maar de fiscale eenheid. Daarmee is sprake van diensten tussen twee afzonderlijke belastingplichtigen en verricht de hoofdvestiging dus btw-belaste handelingen. De fiscale eenheid in casu zal de verschuldigde btw hierover middels de verleggingsregeling moeten aangeven.

Twijfels

De uitspraak van het HvJ EU roept de vraag op wat dit betekent voor de Nederlandse interpretatie dat grensoverschrijdende interne prestaties veelal buiten de btw-heffing blijven. Van Praat: "Deze uitspraak zet een arrest van de Hoge Raad van 14 juni 2002 (nr. 35 976) op losse schroeven. Hierin besliste de Hoge Raad dat een Engels hoofdkantoor middels haar vaste inrichting in Nederland onderdeel vormde van de Nederlandse fiscale eenheid. Het hoofdkantoor en de vaste inrichting zijn namelijk (juridisch) dezelfde (rechts)persoon. Dat betekent dat interne prestaties tussen het buitenlands hoofdkantoor en een Nederlandse rechtspersoon die onderdeel is van een fiscale eenheid, niet belast zijn met btw."

Grote gevolgen

De gevolgen van het arrest (Skandia America Corporation) kunnen groot zijn voor met name de financiële sector, waaronder internationale verzekerings- en bankenconcerns die veelal opereren met vaste inrichtingen. Het gaat volgens Van Praat niet alleen om een grootschalige herinrichting van centrale inkoop en financiële administraties. De financiële consequenties zijn volgens hem vele malen groter, bijvoorbeeld ingeval van interne prestaties aan een vaste inrichting van een fiscale eenheid die (deels) vrijgestelde prestaties verricht. "De te betalen btw over verleende diensten van het hoofdkantoor is dan niet aftrekbaar, wat serieus veel geld gaat kosten. Als sprake is van btw-belaste prestaties dan is het veelal louter een administratieve exercitie omdat veruit in de meeste gevallen de verleggingsregeling van toepassing is. Dan is het btw-technisch gezien een vestzak-broekzakoperatie."

Visie meer dan welkom

De uitspraak van het HvJ EU roept in ieder geval verwarring op. "Volgens de Nederlandse wetgever kan een in het buitenland gevestigd hoofdhuis kort gezegd onderdeel zijn van een 'fiscale eenheid' en het HvJ EU zegt nu dat dit niet kan", aldus Van Praat. "De uitleg die de Hoge Raad in 2002 heeft gegeven aan de wet is hoogstwaarschijnlijk fout. Vanwege de grote financiële gevolgen bij een onjuiste uitleg van de wet, is het zéér gewenst dat de staatssecretaris een reactie geeft op het Scandia America Corporation-arrest."

Bron: Redactie TaxLive

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Omzetbelasting

3

Gerelateerde artikelen