Het plan om de btw-herzieningsregeling uit te breiden naar zogenoemde kostbare diensten is passend binnen de huidige btw-systematiek. Marco Gomes Vale Viga spreekt van een in de basis goede regeling die goed past bij de ruggengraat van de btw; het recht op aftrek van voorbelasting. Tegelijkertijd levert de voorgestelde regeling, gezien de nieuwigheid, de nodige vragen op, introduceert Financiën ‘goed koopmansgebruik' in de btw en dient de praktijk nu al te starten met het in kaart brengen van het btw-verleden. Zeker wanneer niet (alsnog) wordt voorzien in een overgangsregeling.
Herzieningsregeling voor kostbare diensten
Het ministerie van Financiën wil de Uitvoeringsbeschikking Omzetbelasting 1968 aanpassen om de herzieningsregeling die nu geldt voor investeringsgoederen ook in te voeren voor zogenoemde 'kostbare diensten'. De
internetconsultatie hierover is zojuist afgesloten en heeft 15 reacties opgeleverd. Het voorstel maakt het mogelijk om de btw-aftrek op de aanschaf van een kostbare dienst − net als bij de aankoop van een investeringsgoed − te herzien als het gebruik van een dergelijke dienst wijzigt binnen de herzieningstermijn (van btw-belast naar btw-vrijgesteld en andersom). Financiën stelt een termijn voor van vijf respectievelijk tien jaar waarin het gebruik van een dienst aan of voor roerende dan wel onroerende zaken wordt ‘gevolgd'.
Begrip kostbare dienst
De voorgestelde uitbreiding van de herzieningsregeling tot kostbare diensten vloeit voort uit de BTW-richtlijn waarin de mogelijkheid is opgenomen voor lidstaten om diensten met vergelijkbare kenmerken als de kenmerken die doorgaans aan investeringsgoederen worden toegeschreven, ook als investeringsgoederen te beschouwen. Voor de definitie van kostbare diensten haakt Financiën aan bij de directe belastingen door de voorgestelde herzieningsregeling van toepassing te verklaren op afgenomen diensten waarop de ondernemer voor de inkomstenbelasting (IB) of de vennootschapsbelasting (Vpb) afschrijft of zou kunnen afschrijven indien hij hieraan zou zijn onderworpen.
Bestrijding btw-gestuurd gedrag
Het uitbreiden van de btw-herzieningsregeling per 1 januari 2018 naar kostbare diensten heeft een tweeledig doel. Ten eerste wil Financiën de onevenwichtigheid tussen investeringsgoederen en -diensten opheffen. Nu wordt de btw-aftrek bij de aanschaf van een investeringsgoed, naar gelang 'roerend' of 'onroerend', vijf dan wel tien jaar gevolgd, terwijl die herzieningstermijn niet geldt voor een als investering te beschouwen kostbare dienst. Voor een dergelijke dienst geldt momenteel de veronderstelling dat deze aan het einde van het boekjaar is verbruikt. Heeft (al dan niet gestuurd) gebruik voor belaste prestaties plaatsgevonden, dan is de btw-aftrek voor de kostbare dienst daarmee definitief. Bestrijding van dergelijk btw-gestuurd gedrag is dan ook het tweede doel van Financiën.
De herzieningsregeling voor kostbare diensten past volgens Gomes Vale Viga geheel binnen de btw-systematiek. De btw-adviseur werkzaam bij Hamelink & Van den Tooren ziet in de praktijk inderdaad gevallen van btw-gestuurd gedrag voorbijkomen. "Het komt weleens voor, met name bij grote verbouwingen van onroerende zaken, dat het pand eigenlijk bedoeld is voor een btw-vrijgestelde ondernemer, maar dat een btw-belaste ondernemer tijdelijk (tot einde eerste boekjaar) zijn intrek neemt, zodat alle btw op de verbouwing kan worden teruggevraagd. Na een jaar is die verbouwingsdienst (verondersteld) verbruikt voor de btw en vindt nadien geen correctie meer plaats als het pand vervolgens uitsluitend nog voor vrijgestelde prestaties wordt gebruikt. De btw-vrijgestelde ondernemer kan dus na het eerste boekjaar zijn intrek nemen in een verbouwd pand met een flinke besparing (namelijk de btw) op zak. Deze vorm van btw-gestuurd gedrag vloeit overigens volledig voort uit de huidige wet- en regelgeving. We zien dat ook terug bij dure software, dat een goed voorbeeld is van een ‘roerende' kostbare dienst. Met een herzieningsregeling voor kostbare diensten sluit de btw voor wat betreft het recht op aftrek van voorbelasting beter aan bij het werkelijk gebruik van ingekochte prestaties."
Goed koopmansgebruik in de btw
Dat Financiën aanhaakt bij de IB en Vpb om te bepalen of sprake is van een kostbare dienst vindt Gomes Vale Viga een logisch openingsbod. "De wetgever probeert hier een reeds bestaand kader aan te grijpen. Het ‘kenmerken-van-een-investeringsgoedcriterium' uit de BTW-richtlijn, dat toch redelijk vaag is, krijgt daarmee handen en voeten. Het door Financiën voorgestelde ‘afschrijvingscriterium' lijkt mij dan ook goed te hanteren. Voor de IB en de Vpb moet sowieso jaarlijks een fiscale balans worden opgesteld. Een op die balans geactiveerde dienst, een kostbare dienst dus, is zo makkelijk te volgen. Echter, net als alle andere fiscale kaders kent ook aansluiting bij de activeringsregels in de IB en Vpb een grijs gebied. Onder welke omstandigheden moet je bijvoorbeeld zo'n kostbare dienst op de balans activeren? Grappig genoeg trekt Financiën met de voorgestelde maatregel het beginsel van ‘goed koopmansgebruik' de btw in, terwijl dat begrip volwassen is geworden in de IB en de Vpb. De btw-adviseur kan in dit stadium maar beter vast te rade gaan bij zijn collega's van de directe belastingen."
Mes snijdt aan twee kanten
Een in de praktijk veelgehoord punt van kritiek is de administratieve lastenverzwaring die de uitbreiding van de herzieningsregeling naar kostbare diensten met zich meebrengt. Omdat een overgangsregeling vooralsnog ontbreekt moet eigenlijk bij iedere ondernemer die de afgelopen tien boekjaren niet volledig aftrekgerechtigd was onderzoek plaatsvinden naar het btw-verleden van geactiveerde kostbare diensten.
"Het ontbreken van een overgangsregeling is wel een ding", geeft Gomes Vale Viga aan. "Als Financiën hier niet op terugkomt zal een aantal ondernemers die in het verleden btw-aftrek hebben genoten straks alsnog de btw op een kostbare dienst (deels) moeten terugbetalen. Heeft een ondernemer wel gegevens tot zijn beschikking waaruit hij kan opmaken of al dan niet btw is verschuldigd? Toegegeven, ondernemers hebben een bewaarplicht van zeven jaar, maar wat nu als een verbouwing in 2010 heeft plaatsgevonden? Destijds was niet bekend dat een ondernemer gedurende tien jaar gegevens in zijn administratie moet bewaren in verband met een herzieningstermijn van de aftrek van voorbelasting voor kostbare diensten met betrekking tot onroerende zaken. Dat is krom en het voelt bijna als een straf, maar het mes snijdt hier aan twee kanten. Er zullen ook ondernemers zijn die straks alsnog de verschuldigde en afgedragen btw op een kostbare dienst (deels) kunnen terugvragen."
De administratieve lastenverzwaring ziet ook op het feit dat voor iedere nieuw geactiveerde kostbare dienst een afzonderlijke herzieningstermijn geldt. Dat kan bijzonder lastig zijn bij de verkoop van een onroerende zaak binnen (diverse) herzieningstermijnen of de overdracht van een onderneming waarin (software)licenties op de balans geactiveerd zijn. "Ook hier snijdt het mes wel aan twee kanten," benadrukt Gomes Vale Viga. "Het is niet alleen maar negatief, het is ook positief. De btw-vrijgestelde ondernemer die een kostbare dienst heeft afgenomen en binnen de herzieningstermijn btw-belaste prestaties gaat verrichten, kan alsnog een deel van de btw die hij toen verschuldigd was, terugvragen."
Pleidooi voor hogere drempel
De invoering van een drempel vanaf welk bedrag de herzieningsregeling speelt, kan de administratieve lastenverzwaring verlichten. Aansluiten bij de afschrijvingsregels in de IB en Vpb betekent namelijk dat de herzieningsregeling al gaat gelden bij een kostbare dienst van € 450 of meer. De redactie van Vakstudie Nieuws merkt hierover het volgende op: ‘Om per btw-ondernemer een scala aan investeringsgoederen en -diensten met evenzoveel verschillende herzieningstermijnen te voorkomen, achten wij het vanuit praktisch oogpunt aan te bevelen de herzieningsregeling alleen toe te passen op investeringsgoederen en -diensten vanaf een bepaald drempelbedrag (bijv. € 10.000)'.
Gomes Vale Viga onderschrijft deze aanbeveling. "Een hogere drempel dan € 450 maakt het voor btw-ondernemers, hun adviseurs en de Belastingdienst eenvoudiger. De toets of in de IB of Vpb over de kostbare dienst wordt of had kunnen worden afgeschreven blijft staan, maar met een hogere drempel vallen meer diensten buiten de herzieningsregeling. Dat is uitvoeringstechnisch beter te behappen. Bovendien is een hogere drempel niet uitzonderlijk. Zo hanteert het Verenigd Koninkrijk voor toepassing van de 'capital goods scheme' bijvoorbeeld een drempel van £250,000 (exclusief btw) bij verbouwingen van onroerende zaken."
Verrassing aan het einde van dit jaar?
Gomes Vale Viga hoopt in ieder geval dat de voorgestelde herzieningsregeling voor kostbare diensten nu niet uit beeld verdwijnt om vervolgens pas eind december weer tevoorschijn te komen in de jaarlijkse verzamelregeling. "Die kans is groot aangezien het hier een aanpassing van de Uitvoeringsbeschikking Omzetbelasting 1968 betreft en geen aanpassing in de Wet OB zelf waarover de Tweede Kamer wel meebeslist. Wellicht dat een opmerking in het Belastingplan 2018 over de budgettaire gevolgen vragen voor het Verslag aanzwengelt. De aanpak van btw-gestuurd gedrag suggereert immers dat er een opbrengst in deze maatregel schuilt. Langs welke weg ook, ik hoop dat Financiën de praktijk de komende maanden op de hoogte houdt, temeer nu bij de internetconsultatie is aangegeven dat de voorgenomen uitbreiding van de herzieningsregeling na consultatie nog kan wijzigen. Meer duiding is nodig zodat men kan voorsorteren en men niet pas per 1 januari 2018 wordt geconfronteerd met een btw-herziening op kostbare diensten."
Bron: Redacteur Marit Muller
83