Een ondernemer die van zijn bank onvoldoende informatie heeft gekregen bij het afsluiten van een zogeheten renteswap, kan zich volgens de Hoge Raad beroepen op vernietiging van die overeenkomst wegens een onjuiste voorstelling van zaken. Daarvoor is niet nodig dat hij nadeel heeft geleden door de precieze omstandigheid die hij niet goed begrepen had.

Dat is de essentie van de antwoorden van de Hoge Raad op vragen van de rechtbank Amsterdam, die de zaak verder behandelt. Het gaat om een ondernemer die vindt dat ABN AMRO hem onvoldoende informatie heeft gegeven toen hij zijn renteswap overeenkwam. Hij stelt dat hij het ingewikkelde financiële product niet zou hebben gesloten als hij wel goed zou zijn geïnformeerd.

De affaire met de rentederivaten speelt al een lange tijd. Banken hebben in het verleden duizenden ondernemers met deze producten opgescheept. Onder meer boeren en binnenvaartschippers zijn hierdoor in grote financiële moeilijkheden gekomen. De betrokken banken gingen een paar jaar geleden al akkoord met een grote compensatieregeling, maar niet iedereen kan zich daar in vinden. Vandaar dat er nog steeds rechtszaken over de kwestie worden gevoerd.

De Hoge Raad gaat op meerdere kwesties dieper in. Volgens ABN AMRO is ook antwoord gegeven op de vraag welke norm geldt om vast te stellen of de klant niet goed is geïnformeerd en wat de gevolgen daarvan precies zijn. Daarbij zou de hoogste rechter uitgaan van een norm die minder zwaar is dan eerder hiervoor was opgelegd. Ook zegt de Hoge Raad volgens ABN AMRO dat in het geval van dwaling het niet zomaar betekent dat de bank alle betaalde bedragen moet terugbetalen aan de ondernemer.

Bron: ANP

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Fiscaal ondernemingsrecht, Ondernemingsrecht, Verbintenissenrecht

0

Gerelateerde artikelen