Eind januari besliste de Hoge Raad dat vooruitbetaalde hypotheekrente vlak voor overlijden in datzelfde kalenderjaar aftrekbaar is. Een opmerkelijke visie en een onbegrijpelijk oordeel, vindt fiscaal eigenwoningspecialist Jelle van den Berg. Samengevat past de Hoge Raad op een onjuiste manier het gelijkheidsbeginsel toe bij een antimisbruikbepaling en de inspecteur heeft processuele steken laten vallen.

Eenvoudige zaak

De zaak voor de Hoge Raad is eenvoudig: een vrouw overlijdt op 4 januari 2014. Op diezelfde dag betaalt zij de over 2014 verschuldigde hypotheekrente in één keer vooruit. De centrale vraag is of deze vooruitbetaalde hypotheekrente volledig aftrekbaar is. Rechtbank, Hof en Advocaat-Generaal Niessen (A-G) zitten niet allemaal op één lijn. De Hoge Raad hakt de knoop door en beslist dat een redelijke wetstoepassing met zich meebrengt dat de vooruitbetaalde hypotheekrente in 2014 volledig aftrekbaar is.

Opmerkelijk

De Hoge Raad houdt er een opmerkelijke visie op na, vindt Van den Berg, eigenaar van Duoberg Consultants en freelance docent fiscale economie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. “Hof ’s-Hertogenbosch en de A-G zijn van mening dat de hypotheekrente slechts voor vier dagen aftrekbaar is. Na 4 januari 2014 is de woning door het overlijden namelijk geen eigen woning meer. De vooruitbetaalde rente kan dus niet kwalificeren als eigenwoningrente. Dit is volledig in lijn met de wettekst. Toch gaat de Hoge Raad een stap verder. Door een gelijkheid te creëren met de situatie van vooruitbetaalde rente die op een ander belastingjaar ziet, staat de Hoge Raad de volledige hypotheekrenteaftrek in 2014 toe.”

Onbegrijpelijk en onjuist

Het toepassen van een gelijkheidsbeginsel bij een antimisbruikbepaling is in de ogen van Van den Berg onbegrijpelijk en onjuist. “Om tot de conclusie te komen dat de vooruitbetaalde rente bij overlijden in datzelfde jaar aftrekbaar is, gebruikt de Hoge Raad artikel 3.120 lid 3 en lid 4 Wet IB. Die bepalingen zien echter op een kalenderjaaroverschrijdende vooruitbetaling van rente. Om misbruik te voorkomen is hierin geregeld dat vooruitbetaalde rente die op verschillende belastingjaren betrekking heeft over die jaren wordt verdeeld. Alleen in een overlijdenssituatie kan in het jaar van overlijden de nog niet afgetrokken hypotheekrente in één keer in aftrek worden gebracht.”

Gelijkheidsbeginsel

Door bij overlijden de situatie van vooruitbetaalde rente in het kalenderjaar zelf gelijk te stellen met vooruitbetaalde rente over de jaargrenzen heen, legt de Hoge Raad volgens Van den Berg de antimisbruikbepalingen van lid 3 en 4 van artikel 3.120 Wet IB breder uit dan waarvoor deze bedoeld zijn. “Daar moet je uiterst voorzichtig mee omgaan, want voor je het weet schep je een nieuwe ongelijkheid en dat is precies wat hier gebeurt.”

Nieuwe ongelijkheid

Van den Berg legt deze nieuwe ongelijkheid als volgt uit: “Stel dat iemand hypotheekrente vooruit betaalt en vervolgens in datzelfde jaar zijn woning gaat verhuren en zelf in een andere woning gaat wonen. Door de verhuursituatie verhuist de eerste woning naar box 3 en is de vooruitbetaalde rente vanaf dat moment niet meer aftrekbaar. Zou geen sprake zijn van verhuren maar overlijden dan is de vooruitbetaalde rente in de visie van de Hoge Raad wel aftrekbaar. Deze strijdigheid met de wetssystematiek lijkt mij niet de bedoeling.“

Processuele steken

De zaak bestuderend merkt Van den Berg ook de processuele steken op die de inspecteur heeft laten vallen. “Tijdens de behandeling van de zaak voor de rechtbank had de inspecteur zich nog op de standpunten gesteld dat er geen overeenkomst was om de rente vooruit te betalen en dat er geen rentebetaling was gedaan maar een depotstorting. De rechtbank stapt hier vrij gemakkelijk overheen en de inspecteur voert zijn subsidiaire standpunten niet op voor het hof. Had de inspecteur dat wel gedaan, dan had de Hoge Raad de zaak ten minste moeten terugverwijzen voor verder onderzoek.”

Aandachtspunt

Nu de in deze zaak vooruitbetaalde rente voor het hele jaar 2014 in aftrek komt, ziet Van den Berg nog een aandachtspunt. “Als de erfgenamen de woning in datzelfde jaar verkopen dan is er achteraf teveel hypotheekrente betaald. Mocht dit leiden tot een terugbetaling door de hypotheekverstrekker, bij wie is dat dan belast? Die terugbetaling is in elk geval een negatieve kostenpost die ergens bij het inkomen moeten worden geteld. Maar is dat in de laatste IB-aangifte van erflaatster waarin ook de vooruitbetaalde hypotheekrente in aftrek wordt gebracht of moeten de erfgenamen de terugbetaling in hun IB-aangiften opnemen? Ik zou zeggen de IB-aangifte van erflaatster maar dat is niet helemaal duidelijk. En zo veroorzaakt de uitspraak van de Hoge Raad verdere onrust in de toch al ingewikkelde eigenwoningregeling.”

Wettelijke aanpassing

Verdere onrust roept ook de vraag op hoe nu verder? Het antwoord op die vraag is aan de wetgever, vindt Van den Berg. “Als de wetgever het door de Hoge Raad gecreëerde gelijkheidsbeginsel ongewenst vindt, dan is het aan de wetgever om dit te repareren. Het voorkomen van vermogensplanning op het sterfbed kan alleen met het aanpassen van de wet.”

Bron: Redacteur Marit Muller

Informatiesoort: Nieuws, Interviews

Rubriek: Inkomstenbelasting

Focus: Focus

Carrousel: Carrousel

7

Gerelateerde artikelen